4.1 Bestaandzekerheid is een recht

Bestaanszekerheid is een basisrecht. Voor alle Amsterdammers. Iedereen verdient het om genoeg en gezond te eten. Om de wasmachine te laten repareren als die stuk is. Om een kind mee te laten gaan op schoolreisje. Mensen met schulden moet we niet straffen, maar helpen. Te lang is wantrouwen leidend geweest in overheidsbeleid. En waar de landelijke overheid steeds meer gaten knipt in het sociale vangnet, blijft Amsterdam deze gaten dichten. We spannen ons ook in om nieuwe, minder bureaucratische vormen van sociale zekerheid te bieden. Zo strijden we als stad krachtig en vol overtuiging tegen armoede en ongelijkheid.

Wij hebben een sociaal bijstandsbeleid dat gebaseerd is op vertrouwen. In Amsterdam komen fouten van de overheid niet voor rekening van uitkeringsgerechtigden. Er wordt geen ‘tegenprestatie’ gevraagd voor een uitkering. Hulp en begeleiding vormen het uitgangspunt, in plaats van sancties en controledwang. En sociaal werk is beschikbaar voor wie dat nodig heeft. We investeren elk jaar meer in inkomensondersteuning en het tegengaan van schulden. De gemeente kent verscheidene armoederegelingen en is begonnen met het overnemen van schulden bij jongeren. Zo kunnen zij op adem komen en met een schone lei beginnen.

De coronacrisis heeft geleid tot grote werkloosheid in de stad. Tegelijkertijd is er een groot tekort aan werknemers in de duurzame sector, de zorg, het onderwijs en de bouw. Amsterdam begeleidt mensen daarom bij het vinden van ander, beter werk in een van deze sectoren. Bijvoorbeeld met een groot en duurzaam banenplan waarmee we mensen begeleiden naar nieuwe banen in de energietransitie, waar nodig met om- of bijscholing. Andere voorbeelden zijn de oprichting van het Regionaal Werkcentrum en banenplannen, bijvoorbeeld in Zuidoost, waar mensen in hun eigen wijk aan het werk gaan.

Ondanks deze inspanningen stijgt het aantal huishoudens met problematische schulden al jaren. Maar liefst 10,6 procent van alle huishoudens in Amsterdam heeft geregistreerde problematische schulden. Landelijk beleid veroorzaakt structurele armoede en ongelijkheid. De Participatiewet sluit velen uit van sociale zekerheid en vernedert mensen doordat sancties, controledwang en wantrouwen jegens de burger het uitgangspunt zijn. Bijstandsuitkeringen zijn te laag om van rond te kunnen komen. En de hoogte van de lonen blijft al jaren achter bij de economische groei. Terwijl in onze stad multinationals grote winsten opstrijken en belasting ontwijken, komen veel Amsterdammers moeilijk rond en worstelen ze met financiële onzekerheid en schulden. Veel te veel Amsterdamse kinderen groeien op in een arm gezin. Armoede gaat te vaak over van generatie op generatie. Ongelijkheid is ook ongelijk verdeeld in de stad; met name in Zuidoost, Nieuw-West en Noord vinden we de buurten met de grootste sociale achterstand.

Amsterdam blijft zich verzetten tegen het harde en wantrouwende landelijke sociale beleid. We geven prioriteit aan begeleiding naar werk in sectoren die grote publieke belangen dienen. We erkennen tegelijkertijd dat werk niet de enige manier is om te participeren en we waarderen de verschillende vormen van vrijwilligerswerk en mantelzorg.

We experimenteren met nieuwe vormen van inkomensondersteuning om meer bestaanszekerheid en vrijheid te bieden. We experimenteren ook met nieuwe collectieve zekerheden om kleine werkgevers te ontlasten en meer werkgelegenheid te creëren. En we willen meer schulden gaan overnemen zodat we mensen bevrijden uit de ijzeren greep van incassobureaus. En juist in die buurten en wijken waar armoede en ongelijkheid het grootst zijn, investeren we méér om de ongelijkheid te verminderen.

Programmapunten

  1. Amsterdam kent geen ‘tegenprestatie’ in de bijstand. De bijstand is vrij van repressie. Hulp en begeleiding is het uitgangspunt, niet dwang en drang. Bijstandsgerechtigden worden geholpen naar passend werk, werk via de werkbrigade, buurtbanen, vrijwilligerswerk of een welzijnsaanbod. Amsterdam blijft bij de landelijke overheid pleiten voor het versterken van de sociale zekerheid, vooral voor flexwerkers en zzp’ers, en voor een structurele herziening van de Participatiewet, waaronder het afschaffen van de kostendelersnorm. 
  2. We hanteren hetzelfde uitkeringsbedrag voor dak- en thuislozen als voor andere bijstandsgerechtigden en passen dus geen korting toe zoals nu het geval is.
  3. Voor iedereen met een afstand tot de arbeidsmarkt of een arbeidsbeperking is er sociaal werk. Bij de sociale werkvoorziening, sociale firma’s of reguliere werkgevers. Er komen basisbanen voor mensen die op de reguliere arbeidsmarkt niet terecht kunnen en die ook niet per se een doorstroom naar regulier werk beogen. We breiden ook de buurtbanen uit: betaald werk voor mensen die een sleutelfunctie vervullen in de buurt.
  4. We blijven mensen met een bijstandsuitkering stimuleren om bij te verdienen. Amsterdam pleit ervoor om het bedrag dat mag worden bijverdiend wettelijk te verhogen en de periode waarin bijverdiend mag worden te verlengen. Mensen die bijverdienen in de bijstand worden financieel ontzorgd. Als er door de overheid een fout wordt gemaakt bij de inkomensberekening dan zijn de kosten voor de gemeente.
  5. De gemeente onderzoekt hoe kan worden geëxperimenteerd met ‘cash-first’-projecten, waarbij mensen kunnen kiezen om in plaats van een hulptraject een geldbedrag te ontvangen. Dit gebeurt in navolging van verschillende internationale voorbeelden.
  6. De landelijke overheid is veel te traag met het compenseren van de slachtoffers van het toeslagenschandaal. Amsterdam doet er alles aan om de Amsterdamse gedupeerden te helpen daar waar de landelijke overheid hen in de steek laat, bijvoorbeeld door het overnemen van schulden en hulp bij het vinden van woonruimte en de juiste zorg.
  7. Amsterdam geeft prioriteit aan het toeleiden van mensen naar werk in de duurzame sector, de publieke sector (met name zorg en onderwijs) en de bouw, boven werk in andere sectoren. Vanwege groeiende arbeidstekorten enerzijds en vanwege het grote publieke belang van deze sectoren anderzijds.
  8. Amsterdam blijft investeren in omscholingstrajecten en er komen opleidingsvouchers voor mensen die minimaal een mbo-diploma willen halen, in het bijzonder voor opleidingen uit de ‘krapte sectoren’.
  9. Er komen buurtgerichte banenplannen, waarmee we mensen begeleiden naar werk binnen kleinschalige bedrijvigheid of dienstverlening in coöperatief verband, of bij lokale ondernemers.
  10. Het bestrijden van jeugdwerkloosheid, met name van jongeren met een biculturele achtergrond, blijft een topprioriteit voor het stadsbestuur. De aansluiting tussen onderwijsinstellingen, werkgevers en het jongerenpunt wordt versterkt, bijvoorbeeld door uitwisseling in het onderwijsprogramma op te nemen. Er komen speciale programma’s om jongeren te begeleiden naar werk in de duurzame sector, de publieke sector (zorg en onderwijs) en de bouw.
  11. We begeleiden mensen naar werk op basis van hun vaardigheden (‘skills’) in plaats van enkel te kijken naar diploma’s en/of opleidingsniveau. Ook werkgevers formuleren hun arbeidsaanbod op basis van vaardigheden. Er wordt gewerkt aan een zogenaamd ‘skills paspoort’, zodat werkgevers en werknemers makkelijker gematcht kunnen worden.
  12. De doelstellingen van het Regionaal Werkcentrum (een samenwerkingsverband van de gemeente, het UWV, werkgevers en regionale partners) worden uitgebreid. Naast doorontwikkeling richting taken als om- en bijscholing, re-integratie en werktrajecten, worden ook aanbevelingen van de Commissie Regulering van Werk (Borstlap) in praktijk gebracht. Onder meer het (tijdelijk) overnemen van collectieve risico’s zodat mensen makkelijker aan de slag kunnen gaan bij kleine werkgevers.
  13. Amsterdammers met een laag inkomen kunnen op dit moment gebruikmaken van 26 verschillende Amsterdamse regelingen. Deze regelingen worden gebundeld tot één persoonlijk budget om het gebruik te verhogen, duidelijkheid en flexibiliteit te vergroten en procedures menselijker en efficiënter te maken.
  14. Armoedebeleid wordt een belangrijk onderdeel van gebieds- en wijkplannen en wordt vormgegeven in samenwerking met bewoners. We investeren meer in lokale initiatieven op het gebied van armoedepreventie en er wordt meer geïnvesteerd in die wijken waar de problemen het grootst zijn. Lokale vindplaatsen van armoedeproblematiek, zoals scholen, buurthuizen en voedselbanken worden meer ingezet om mensen toe te leiden naar het gemeentelijk aanbod van inkomensondersteuning. De buurtteams spelen hierin een centrale rol.
  15. We breiden de mogelijkheid uit om schulden door de gemeente te laten overnemen. Schulden lopen zo niet verder op door incassobureaus. Amsterdammers kunnen hierdoor makkelijker met een schone lei opnieuw beginnen. We zetten extra in op het voorkomen van wachttijden in de schuldhulpverlening voor jongeren.
  16. Ervaringsdeskundigen worden standaard betrokken om mee te denken bij het ontwikkelen en uitvoeren van armoedebeleid en re-integratiebeleid. Zij worden (nog) meer dan nu onderdeel van de buurtteams en ontvangen bovendien een vergoeding voor hun werk.
  17. Schaamte rond armoedeproblematiek moet worden weggenomen door het onderwerp schulden en geldzorgen meer bespreekbaar te maken en financiële educatie onderdeel te maken van het basis- en voortgezet onderwijs. Er wordt zoveel mogelijk ingezet op het tijdig signaleren van schuldenproblematiek. Wachtlijsten in de schuldhulpverlening voor jongeren zijn onacceptabel en worden koste wat het kost voorkomen.
  18. De groep werkende minima, meestal flexwerkers of zzp’ers, wordt actief benaderd om gebruik te maken van inkomensondersteuning. Financiële inloopspreekuren worden ook buiten kantoortijden aangeboden omdat steeds meer werkenden kampen met schulden.
  19. Naast de Masterplannen voor Zuidoost en Nieuw-West komt er ook een Masterplan voor Noord. We committeren ons aan langjarige investeringen in deze stadsdelen, waar in het verleden juist veel te weinig in is geïnvesteerd. De invulling en uitvoering van deze plannen ligt primair in handen van bewoners, lokale ondernemers en betrokken maatschappelijke organisaties.
  20. Het percentage niet-gebruik van uitkeringen van mensen die er wel recht op hebben, wordt verlaagd. De gemeente gaat actief op zoek naar arbeidsongeschikten die vanwege de obstakels in de toegang tot de Participatiewet zonder inkomen of uitkering thuis zitten.
  21. Amsterdam blijft bij de landelijke overheid lobbyen om de benarde inkomenspositie van ouderen met een migratieachtergrond met een onvolledige AOW te verbeteren. Het AOW-gat van Nederlanders van Surinaamse herkomst die tussen 1957 tot 1975 nog in Suriname woonden, moet volledig worden gecompenseerd, overeenkomstig het advies van de Commissie Sylvester.
  22. De gemeente werkt niet samen met bedrijven die gebruik maken van schijnzelfstandigheid of andere uitbuitconstructies, die we steeds vaker tegenkomen in bijvoorbeeld de platformeconomie. De gemeente helpt zzp’ers die noodgedwongen zelfstandige zijn en in coronatijd steun van de gemeente hebben ontvangen als zij dat willen naar werk in loondienst, bij voorkeur in de duurzame sector, de publieke sector en de bouw.
  23. We steunen het pleidooi om het minimumloon te verhogen naar 14 euro. We zorgen ervoor dat in de gemeentelijke organisatie geen enkele werknemer minder verdient dan 14 euro per uur.
  24. We ondersteunen en faciliteren experimenten met het basisinkomen voor en door bewoners, zoals Collectief Kapitaal. Bestaande regelgeving die onderlinge solidariteit moeilijk maakt pakken we aan.
  25. De gemeente gaat meer sociaal inkopen: per jaar minimaal 15 inkooptrajecten éxtra. Pantar koopt minimaal 10 inkooptrajecten per jaar sociaal in. Minimaal 10 procent van de totale gemeentelijke inkoop gebeurt bij sociale ondernemers. We werken hiervoor meer samen met sociale firma’s om daar meer werkgelegenheid te realiseren. Het percentage ‘Social Return on Investment’ wordt verhoogd. Bij elke inkoopprocedure wegen sociale voorwaarden voor meer dan 40 procent mee.

Wat hebben we al bereikt?

  • De gemeente kwam met een speciale aanpak jeugdwerkloosheid, die jonge mensen actief naar een baan begeleidt en arbeidsmarktdiscriminatie tegengaat. In Nieuw-West krijgen jongeren hulp van coaches, en er werd een banenplan gelanceerd om jongeren te helpen aan werk dat aansluit bij hun opleidingsniveau.
  • Dankzij een voorstel van GroenLinks gaat de gemeente schulden van jongeren overnemen. De gemeente onderhandelt met de schuldeisers over kwijtschelding en een terugbetalingsregeling. Zo krijgen jongeren een adempauze en kunnen ze hun schulden afbetalen in plaats van dat problemen zich opstapelen.
  • Met het project buurtbanen krijgen vrijwilligers die een sleutelrol spelen in de buurt een betaalde functie, en een passende opleiding. Ook zijn meer dan 160 banen gecreëerd voor mensen met een arbeidsbeperking.
  • Voortaan betaalt de gemeente zelf voor fouten in het bijstandsaanvraagproces als een bijstandsgerechtigde niets te verwijten valt, niet de bijstandsaanvrager. Regels voor bijstandgerechtigden zijn vaak onnodig ingewikkeld en kunnen mensen diep in de problemen brengen.
  • We voerden een ‘schuldenrust’ in voor mensen met schulden tijdens de coronacrisis en kwamen met een actieplan om de getroffen zzp’ers te ondersteunen.
  • Dankzij een samenwerking tussen werkgevers, de gemeente en onderwijsinstellingen hebben inmiddels 613 bewoners van Zuidoost een baan gekregen.
  • We zochten de randen op van de Participatiewet, bijvoorbeeld door het bijverdienen in de bijstand mogelijk te maken waardoor we mensen een duwtje in de rug geven om meer te werken en waardoor mensen met een minimuminkomen wat meer te besteden hebben.
Foto van een man met een mondkapje op die op zijn hurken naast een oudere vrouw zit

4.2 Meer gelijkheid in gezondheid, welzijn en (jeugd)zorg

Corona trof ons allemaal, in meer of mindere mate. Maar de pandemie legde óók pijnlijk bloot hoe een verschil in welvaart leidt tot ongelijkheid in ons welzijn en onze gezondheid. Amsterdammers met een niet-westerse migratieachtergrond stierven vaker aan corona, net als mensen met een lager inkomen. Mensen met lagere inkomens en praktische opleidingsniveaus zijn bovendien vaker ziek, vaker eenzaam en vaker depressief. Zij leven gemiddeld zes jaar korter en maar liefst negentien jaar minder lang in goede gezondheid. Hart- en vaatziekten komen zelfs vijf keer zo vaak voor onder praktisch opgeleide Amsterdammers als onder de theoretisch opgeleiden. Een groot en schrijnend onrecht, waar we ons met hand en tand tegen moeten verzetten. Schrijnend is ook het gebrek aan zorg dat we Amsterdamse jongeren kunnen bieden. In de jeugdhulp zien we de wachtlijsten toenemen, met name voor kinderen en jongeren met ernstige (GGZ-)problematiek zoals suïcidaliteit, eetstoornissen en zelfbeschadiging.

Preventie is essentieel om deze ongelijkheid in gezondheid en welzijn structureel tegen te gaan. Voorkomen is beter dan genezen. De belangrijkste voorwaarden daarin zijn een leefbaar inkomen, een goed huis en fijn werk. Maar ook op andere terreinen vallen er slagen te winnen. Amsterdam heeft de afgelopen jaren extra geïnvesteerd in de eerste duizend dagen van kwetsbare kinderen, om hen een gezonde en kansrijke start van hun leven te geven. Er wordt gewerkt aan gezonde voeding en het bestrijden van eenzaamheid. En er wordt extra geïnvesteerd in jongerenwerk. Verschillende partijen werken samen in de coalitie Amsterdam Vitaal & Gezond en allerlei buurt- en particuliere initiatieven in de stad zijn bezig met gezondheid, bijvoorbeeld het initiatief ‘Bloei & Groei’ in Zuidoost en ‘Gezond Noord’ in Noord. Maar ondanks deze inspanningen is de ongelijkheid in gezondheid de afgelopen jaren toegenomen.

Investeringen in welzijn betalen zich uit in gezonde levensjaren en in minder zorgkosten. Maar de effecten van welzijnsbeleid en preventie zijn blijkbaar lastig ‘financieel te vertalen’, want substantiële, noodzakelijke investeringen van onder meer zorgverzekeraars in de gezondheid van (jeugdige) Amsterdammers blijven uit. Ook wordt er te weinig rekening gehouden met de zogenaamde gezondheidsvaardigheden, de vaardigheden om informatie over gezondheid te vinden, te begrijpen en toe te passen.

De persoonlijke leefstijl aanpassen wordt vaak aangewezen als dé manier om gezondheid te bevorderen. De nadruk op ‘individuele verantwoordelijkheid’ miskent de maatschappelijke oorzaken van ongelijkheid in gezondheid en zet de deur open naar stigmatisering.

De oorzaken én de oplossingen van grote gezondheidsverschillen moeten dan ook in de samenleving gezocht worden: in armoedebestrijding, werk, gezonde woningen, groene openbare ruimte, aanbod van gezond voedsel, sportvoorzieningen en sociale samenhang en maatschappelijke activiteiten in de buurt. Het terugdringen van ongelijkheid in gezondheid is een gezamenlijke opdracht, waar óók zorgaanbieders en zorgverzekeraars een grote verantwoordelijkheid in hebben. Solidariteit tussen ziek en gezond moet voorop staan in Amsterdam. Alle Amsterdammers moeten de beste zorg kunnen krijgen, ongeacht hun achtergrond, opleiding, inkomen of vermogen. Soms moet je daarom ‘ongelijk’ investeren, om alle Amsterdammers de gezondheid te bieden die ze verdienen.

Programmapunten

  1. In elke Amsterdamse buurt wordt een gezondheidsscan gedaan. Daarin wordt getoetst in hoeverre de openbare ruimte en de sociale en sportieve voorzieningen en activiteiten voldoende randvoorwaarden bieden voor een gezonde leefomgeving. Waar dit nog niet het geval is, zoeken we aansluiting op de wensen en behoeften van bewoners. Daarnaast stimuleren en ondersteunen we buurtgerichte gezondheidscoöperaties die bijdragen aan sociale activiteiten en een gezonde leefomgeving.
  2. De samenwerking met zorgaanbieders, zorgverzekeraars en cliëntorganisaties in de coalitie Amsterdam Vitaal & Gezond wordt uitgebreid en buurtgericht ingezet. Via deze samenwerking wordt meer geïnvesteerd in het verbeteren van gezondheid en welzijn van Amsterdammers.
  3. Amsterdam blijft inzetten op het vergroten van gezondheidsvaardigheden. Er komt meer aandacht voor taal en laaggeletterdheid in relatie tot het zorg- en hulpaanbod. We helpen zorgverleners om toegankelijker te zijn voor laaggeletterden.
  4. Jongerenwerk is essentieel voor het voorkomen van jeugdhulp-problematiek, door middel van vroegsignalering en interventie. Daarom blijven we investeren in jongerenwerk, buurthuizen en samenwerking met jeugdhulp.
  5. Amsterdam handhaaft het beleid om géén eigen bijdrage te heffen voor dagbesteding en ambulante begeleiding. We schaffen de eigen bijdragen voor woon- en vervoersvoorzieningen af.
  6. Er komt meer aandacht voor de zorg- en hulpbehoefte van ouderen met een migratieachtergrond, met name in de dementiezorg. Migrantenorganisaties worden betrokken om beter te voorzien in deze behoeftes.
  7. We bestrijden racisme en discriminatie in de zorg actief door onder meer de inzet van professionele tolken, het versterken van cultuursensitieve zorg en een actief anti-racisme- en discriminatiebeleid bij zorginstellingen.
  8. Samen met huisartsen, zorgaanbieders en zorgverzekeraars onderzoeken we hoe in elke buurt zorgbureaus kunnen worden ingericht, in het verlengde van (en in samenwerking met) de buurtteams. Deze bureaus zijn toegankelijk voor mensen van alle leeftijden. Specifieke groepen worden actief benaderd voor een consult, zoals ouderen vanaf een bepaalde leeftijd of ouders na de geboorte van hun kind. Doel van het zorgbureau is het vroegtijdig signaleren van gezondheidsproblemen en daarbij adviseren.
  9. Alle Amsterdammers moeten de kans krijgen om te sporten en te bewegen. De gemeente garandeert sportaanbod in alle wijken van de stad en breidt met name voor jongeren laagdrempelige en betaalbare sportvoorzieningen uit. Ongelijkheid in de toegang tot sport moet verkleind worden, bijvoorbeeld door een flinke uitbreiding van sportvoorzieningen in de openbare ruimte. Deze sportvoorzieningen worden ook toegankelijker gemaakt. Het bestuur van sportclubs wordt ondersteund indien nodig.
  10. De sociale basis moet toegankelijk en beschikbaar zijn voor alle Amsterdammers en zich niet enkel richten op kwetsbare groepen. Welzijns- en opbouwwerk en bewonersorganisaties moeten verstevigd worden en weer verbonden worden met voorzieningen in de sociale basis. Er komen meer buurthuizen, waar bewoners zelf het beheer over krijgen.
  11. Waar mogelijk wordt gekozen voor een meerjarige subsidierelatie. Concurrentie op prijs tussen zorgaanbieders wordt tegengegaan en er wordt meer ingezet op samenwerking tussen alle partijen. In de jeugdhulp bieden we ook ruimte aan kleinere partijen met een specifiek aanbod aan jeugdhulp.
  12. We doen er alles aan om de wachttijden in de jeugdhulp en andere zorg niet verder te laten oplopen en de wachtlijsten uiteindelijk volledig weg te werken. We blijven lobbyen voor meer financiering vanuit de landelijke overheid, zodat genoeg (en waar nodig ook beter passende) jeugdhulp en zorg geboden kunnen worden. Amsterdam blijft eventuele tekorten opvangen als dat nodig is. De administratieve lasten voor jeugdzorgverleners worden beperkt.
  13. We geven prioriteit aan het toegankelijk houden van de zwaarste vormen van jeugdhulp, waar de noden van kinderen en jongeren het hoogst zijn.
  14. De voorziening ‘hulp bij huishouden’ wordt waar mogelijk gekoppeld aan ander zorgaanbod, zoals ambulante begeleiding en ondersteuning in het huishouden.
  15. De wachttijden voor reparatie en vervanging van hulpmiddelen, zoals rolstoelen, zijn al jaren onaanvaardbaar lang. Als er opnieuw geen verbetering optreedt in het aanbod van hulpmiddelen, onderzoekt de gemeente of zij zelf hulpmiddelen kan gaan aanbieden.
  16. Op initiatief van GroenLinks kwam er de afgelopen jaren steeds meer ruimte voor zeggenschap van de cliënt in de zorg en jeugdhulp. Zelfbeheer en eigenaarschap in de zorg wordt de komende jaren verder uitgebreid. Het aanbod van jeugdhulp sluit meer aan op de leefwereld en interesses van jongeren zelf, ook als dit niet binnen het voorgeschreven aanbod valt.
  17. De inzet van ervaringsdeskundigheid wordt regel in plaats van uitzondering. Ervaringsdeskundigen hebben een professionele stem en rol in het vormgeven en evalueren van de dienstverlening en zorg en zij worden hiervoor betaald.
  18. Er komt meer onafhankelijke cliëntondersteuning in de jeugdhulp. Cliëntondersteuners begeleiden jongeren en hun ouders bij het vinden van hun weg in het hulpaanbod. Er komt een speciale focus op het ondersteunen van pleegouders. Het zorgaanbod wordt beter in kaart gebracht zodat het makkelijker wordt voor ouders/verzorgers om de juiste zorg te vinden.
  19. Kennis van en begrip voor psychische, psychiatrische en psychosociale problematiek wordt versterkt om stigmatisering tegen te gaan en om mensen sneller de juiste hulp te kunnen bieden. Buurtteams worden goed geïnstrueerd hoe ze psychische problematiek tijdig kunnen signaleren en mensen op de juiste manier doorverwijzen.
  20. Cliënten worden vooraf betrokken bij het opstellen van kwaliteitscriteria in het zorg- en welzijnsaanbod. Er worden meer kwalitatieve methoden ingezet voor monitoring, en om ‘systeemfouten’ op te sporen. Actieve bewoners worden betrokken bij het volgen van de voortgang en de kwaliteit van de buurtteams.
  21. De personeelstekorten in de zorg en jeugdhulpverlening zijn zeer problematisch. De gemeente blijft zich inspannen voor betere beloning, betere contracten en betere opleidings- en beroepsperspectieven voor mensen in de publieke sector, in het bijzonder in de zorg en het basisonderwijs.
  22. Er is blijvend aandacht nodig voor de positie van mantelzorgers; ondersteuning wordt geboden en uitgebreid waar nodig. Daarbij is er specifieke aandacht voor jonge mantelzorgers omdat de beschikbare ondersteuning hen niet altijd bereikt. Samen met, onder meer, scholen worden zij beter in beeld gebracht en ondersteund.
  23. Zolang de wachttijden in de transgenderzorg veel te lang zijn, zorgen we voor goede ondersteuning en begeleiding van trans personen om de wachttijd te doorstaan. We werken aan het verkorten van de wachttijden door de transgenderzorg te decentraliseren en uit te breiden door lokale initiatieven te stimuleren.
  24. We stimuleren en ondersteunen actief dat alle zorg- en welzijnsinstellingen in Amsterdam het Roze Loper keurmerk (voor sociale acceptatie van seksuele diversiteit) verwerven.
  25. De zorg kampt met een tekort aan ruimte in de stad. Amsterdam spant zich er voor in om de toegankelijkheid en nabijheid van (huisartsen)zorg voor eenieder te kunnen waarborgen, ook ‘s nachts. De gemeente zet zich in voor praktijkruimtes voor zorgverleners en lobbyt bij het rijk voor een hogere vergoeding van de huurkosten door verzekeringen.

Wat hebben we al bereikt?

  • Door voorstellen van GroenLinks kwam er meer maatwerk en zeggenschap in de zorg. Beter luisteren naar de ervaringen van zorggebruikers bij het vaststellen van beleid, en mensen met een zorgvraag meer invloed geven bij de inkoop van hulpmiddelen zoals rolstoelen, of de manier waarop ze wonen.
  • We investeerden veel meer geld in preventie en welzijn, onder andere in de eerste 1000 dagen van pasgeboren Amsterdammers. Hierdoor voorkomen we een ongelijke start en achterstanden die niet meer in te lopen zijn.
  • Met het instellen van buurtteams wordt voor mensen met een zorg- of hulpvraag de drempel lager om aan te kloppen bij de overheid. Hiermee verkleinen we de ongelijkheid in de toegang tot zorg.
  • We kwamen met concrete aanbevelingen om racisme in de zorg (zowel discriminatie van zorgpersoneel als van zorggebruikers) tegen te gaan.
  • Tijdens de coronacrisis vroegen we aandacht voor zorgpersoneel en mantelzorgers, en we zetten ons in voor betere voorlichting om de achterblijvende vaccinatiegraad onder bepaalde groepen stadsbewoners aan te pakken.
  • Als gemeente investeerde we veel extra geld in de jeugdhulp. Waar het Rijk te weinig geld beschikbaar stelt, probeert Amsterdam zoveel mogelijk tekorten te dichten om te voorkomen dat wachtlijsten oplopen.
Women's march

4.3 De gelijkwaardige en inclusieve stad

Amsterdam heeft een naam hoog te houden als het gaat om tolerantie, gelijkwaardigheid en inclusie. Wij willen een vrije stad zijn, waar iedereen zich thuis voelt en niemand te maken krijgt met discriminatie en stigmatisering. Maar zo tolerant als we waren of dachten te zijn, zijn we niet meer. Gelukkig is de strijd voor gelijkwaardigheid door verschillende groepen duidelijk zichtbaar en voelbaar in onze stad. Hun boodschap wordt gehoord en gedeeld door een steeds groter wordende groep Amsterdammers. Zwarte Piet is racisme, #MeToo, Black Lives Matter, de LHBTIQ+- beweging, de Women’s March: wij staan pal achter deze en andere sociale bewegingen die strijden voor rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid. We horen, delen én versterken hun boodschap. Omdat het tijd is om historische ongelijkheid, onderdrukking en uitsluiting te erkennen, te beëindigen en rekenschap te geven van de pijn die hierdoor wordt veroorzaakt. Omdat het is tijd om recht te zetten waar onrecht is aangedaan.

GroenLinks heeft de afgelopen jaren veel geïnvesteerd in het bestrijden van racisme en discriminatie in onze stad. Door de norm te stellen - racisme en discriminatie is onacceptabel - maar ook met concrete maatregelen. Er is gewerkt aan verbondenheid tussen gemeenschappen. De burgemeester maakte namens het stadsbestuur excuses voor het Amsterdamse slavernijverleden. Er komt een museum over ons slavernijverleden. En via onder meer het onderwijs wordt het bewustzijn vergroot over hoe de gevolgen van ons slavernijverleden doorwerken in de huidige samenleving. Een grote campagne riep Amsterdammers op om zich uit te spreken en op te staan tegen discriminatie. Met de LHBTIQ+-gemeenschappen wordt er gewerkt aan de totstandkoming van het Regenbooghuis; een fysieke plek voor LHBTIQ+- gemeenschappen om samen te kunnen komen. En in Bos en Lommer opende de eerste rechtswinkel voor vrouwen onlangs haar deuren.

Maar institutioneel en alledaags racisme, discriminatie, achterstelling, stigmatisering en uitsluiting zijn nog altijd een realiteit waar veel Amsterdammers mee te maken hebben. Ongelijkheid verdwijnt niet vanzelf. Sterker nog, de steeds luider wordende roep om gelijkwaardigheid gaat hand in hand met maatschappelijke verruwing, polarisatie en stigmatisering van bevolkingsgroepen. We zien met afschuw de moslimhaat, het antisemitisme, het racisme en het geweld tegen LHBTIQ+-personen in onze stad. Hoe vanzelfsprekend gelijkwaardigheid ook zou moeten zijn, ze zal bevochten, verworven en verdedigd moeten worden. Er zal blijvend gewerkt moeten worden aan sociale verbondenheid tussen gemeenschappen.

We zien gelukkig ook dat veel Amsterdammers zich uitspreken en opstaan tegen racisme en discriminatie. Drukbezochte demonstraties, regenboogvlaggen die de straten kleuren en meer symbolische uitingen van steun aan hen die te maken krijgen met uitsluiting en geweld. We zien ook dat verschillende sociale groepen in de stad naar elkaar toegroeien, gemeenschappelijkheid vinden, letterlijk en figuurlijk elkaars taal leren spreken en culturele uitingen delen. Samen leven (samenleven) wordt zo elke dag opnieuw vormgegeven.

Ook de gemeente moet de gelijkwaardigheid van haar inwoners blijven bevechten, verweven en verdedigen, en tegelijkertijd het leggen van verbindingen tussen groepen blijven bevorderen en ondersteunen. Door het goede voorbeeld te geven en de norm te blijven stellen waar gelijkwaardigheid nog niet de norm is. Door samen met de maatschappelijke partners in de stad op te blijven trekken om misstanden bloot te leggen, deze aan te pakken, nieuwe verbindingen te leggen en mensen samen te brengen. Door scherp te blijven kijken naar hoe en waar ons beleid bepaalde groepen achterstelt, in het besef dat ongelijke behandeling in het verleden ongelijke investeringen in het heden rechtvaardigt. Door ‘diversiteit en inclusie’ niet te reduceren tot een aparte paragraaf, niet te behandelen als een aparte opgave, maar door te erkennen dat racisme en discriminatie onlosmakelijk verbonden zijn met sociale ongelijkheid en segregatie en dat de aanpak daarvan gemeentebreed, beleidsoverkoepelend en intersectioneel moet zijn.

Programmapunten

  1. Het stedelijke beleid voor LHBTIQ+, vrouwenemancipatie, diversiteit, anti-discriminatie en gedeelde geschiedenis worden nader uitgewerkt met een verhoogde ambitie. Bij de uitwerking wordt een brede vertegenwoordiging van de betreffende groepen betrokken.
  2. De gemeente stelt een gemeentebrede en integrale aanpak van institutioneel racisme en discriminatie op. Het doel hiervan is om zichtbaar te maken of en hoe op verschillende (beleids)terreinen ongelijkheid in de hand wordt gewerkt. Zo kunnen we bepalen welke interventies nodig zijn om aan deze ongelijkheid een einde aan te maken.
  3. We toetsen of het huidige beleid ongewenste effecten heeft die ontstaan als gevolg van stereotyperingen van genders of groepen naar herkomst of validiteit (cultuur-, validiteit- en gendersensitiviteitscans). Waar beleid (onbedoeld) groepen achterstelt, wordt dit direct aangepakt en het beleid inclusief gemaakt.
  4. Cultuursensitiviteit, gendersensitiviteit, sensitiviteit ten aanzien van mensen met een beperking en LHBTIQ+-sensitiviteit worden kwalitatieve beoordelingscriteria in de aanbestedingen en subsidieverstrekkingen die de gemeente doet in het sociaal domein (onder meer op het terrein van participatiebeleid, armoedebestrijding en (jeugd)hulp), en de kunst- en cultuursector.
  5. We verzorgen educatie en trainingen omtrent LHBTIQ+ sensitiviteit voor maatschappelijke instellingen, sportverenigingen en andere instellingen die gemeentelijke subsidie ontvangen.
  6. We bouwen een maatschappelijke coalitie om de doorwerking van het slavernijverleden breed bespreekbaar te maken. Onderzoek naar het slavernijverleden wordt uitgebreid. De gemeente erkent 1873 als het jaar waarin de slavernij is afgeschaft. In 2023 wordt daarom groots stilgestaan bij 150 jaar afschaffing van de slavernij en bij ons slavernijverleden. Het nieuwe Slavernijmuseum opent in dat jaar haar deuren.
  7. We omarmen het Zwart Manifest, ter bestrijding van institutioneel anti-zwart racisme en ter bevordering van Zwarte emancipatie in Nederland.
  8. Het Regenbooghuis wordt samen met de gemeenschap verder ontwikkeld naar een centrale plek waar ook organisaties zoals de GGD, politie, buurtteams en de antidiscriminatievoorziening zichtbaar en aanwezig zijn. Daarnaast wordt het aantal ontmoetingsplekken zoals het Trans House, waar trans personen in een veilige omgeving bij elkaar kunnen komen, uitgebreid voor meer groepen in de verdrukking, zoals sekswerkers, trans vrouwen van kleur, LHBTIQ+ vluchtelingen en queers uit etnische en religieuze minderheden.
  9. We zetten ons in om niet enkel de tolerantie voor, maar vooral de acceptatie van verschillende religieuze en culturele groeperingen en LHBTIQ+-personen in onze stad te vergroten. Racisme en discriminatie worden met harde hand bestreden. zie ook ‘een Veilige stad is mensenwerk’ op pagina 90
  10. We ondersteunen zelforganisaties en maatschappelijke organisaties die zich richten op versterking en verbinding met de Amsterdamse samenleving. De gemeente onderhoudt nauw contact met zelforganisaties en vertegenwoordigers van religieuze en culturele groeperingen om op de hoogte te blijven van wat er speelt binnen gemeenschappen.
  11. Samen met maatschappelijke organisaties, scholen, sociale bewegingen en het stadscuratorium wordt de openbare ruimte inclusiever gemaakt. We voegen standbeelden, monumenten, kunstwerken, straatnamen en namen van scholen en instituten toe, die de Amsterdamse en wereldgeschiedenis beter representeren. Daarbij hebben we specifieke aandacht voor culturele diversiteit, migratiegeschiedenis, de LHBTIQ+ gemeenschap en vrouwen. De naam van de Coentunnel wordt gewijzigd. Amsterdammers kunnen zelf voorstellen voor een nieuwe naam aandragen en kiezen.
  12. Op dagen die van belang zijn voor de LHBTIQ+-gemeenschap wordt de Progress-Pridevlag gehesen op alle overheid- en semi-overheidsgebouwen in de stad.
  13. De vrouwenrechtswinkel Amsterdam in West krijgt ook in andere stadsdelen locaties om de toegankelijkheid te vergroten.
  14. De gemeente maakt kinderopvang mogelijk op de gemeentelijke locaties en evenementen. Zo worden de maatschappelijke diensten van de gemeente beter toegankelijk voor mensen die tegelijkertijd zorgdragen voor kinderen.
  15. De opdracht om van inclusie en diversiteit de norm te maken binnen de gemeentelijke organisatie wordt voortgezet. De inspanningen om een inclusieve werkcultuur te creëren zetten we onverminderd voort en we leren van bestaande organisaties en initiatieven waar dit al succesvol gebeurt. Zolang de doelstellingen van de gemeente met betrekking tot een diverser personeelsbestand niet gehaald worden stelt de gemeente quota in.

Wat hebben we al bereikt?

  • In opdracht van de gemeente is onderzoek gedaan naar de rol van het toenmalige stadsbestuur van Amsterdam in de slavernij. Een publieksversie daarvan is in bibliotheken gratis beschikbaar gesteld aan alle Amsterdammers. Het stadsbestuur heeft excuses gemaakt voor de rol van de gemeente Amsterdam in het slavernijverleden en er komt een slavernijmuseum om over dat verleden te leren.
  • In Bos en Lommer is de eerste vrouwenrechtswinkel geopend in Amsterdam waar vrouwen terecht kunnen voor juridisch advies.
  • Amsterdam werkt met LHBTIQ+-gemeenschappen aan de totstandkoming van het Regenbooghuis. Het wordt een plek om te netwerken, trainingen aan te bieden en informatie te delen om zo de brede LHBTIQ+-doelgroep nog meer te versterken.
  • Amsterdam zet zich in tegen straatintimidatie, seksueel geweld en online shaming, vaak specifiek gericht tegen vrouwen, meisjes, en mensen uit de LHBTIQ+-gemeenschap het slachtoffer van worden.
  • We deden voorstellen om racisme op het sportveld en in de zorg grondig te bestrijden, samen met de betrokken organisaties.
  • We doen genderscans op gemeentebeleid, om te kijken of dat beleid voldoende is afgestemd op de behoeften en belangen van verschillende genders.
Een rij stoelen voor leerlingen met hun namen erop

4.4 De kracht van taal en onderwijs

Er is de afgelopen jaren veel gepraat over kansengelijkheid in het onderwijs. Maar om ongelijkheid in het onderwijs tegen te gaan, is meer nodig dan het bieden van gelijke kansen. Ongelijk investeren is hard nodig om gelijkere uitkomsten te realiseren. Dat betekent dat we meer moeten investeren in de kinderen en scholen die het het hardste nodig hebben, en in de mensen die de minste toegang hebben tot onze samenleving vanwege laaggeletterdheid.

Ongelijkheid tussen kinderen ontstaat deels al voor de geboorte. Vanaf het moment dat kinderen naar (de voor)school gaan, zijn er een paar cruciale mogelijkheden om kansenongelijkheid tussen kinderen aan te pakken. Als dat niet gebeurt, kan de ongelijkheid juist toenemen. Ook vroege selectie (de bepaling van het lesniveau) en onderwijssegregatie kunnen achterstanden vergroten. De impact van corona op het onderwijs heeft de verschillen ook aanzienlijk vergroot. De gemeente doet er alles aan om de achterstanden van kinderen te verkleinen en investeert veel om de tweedeling en ongelijkheid in het onderwijs tegen te gaan. Belangrijk daarin is dat we niet alleen het onderwijs maar ook de buitenschoolse activiteiten voor iedereen toegankelijk houden.

Het lerarentekort is de meest urgente bedreiging voor de kwaliteit van ons onderwijs. Juist de scholen met de meeste kinderen met een achterstand kampen met de grootste tekorten. Amsterdam heeft al veel maatregelen genomen, waaronder een grotestedenbonus en het aanbieden van versnelde opleidingsprogramma’s voor zij-instromers. Daar komt nu bij dat we leerkrachten op de moeilijkste scholen met voorrang aan een woning helpen. Maar we kunnen het lerarentekort niet oplossen zonder ook structurele maatregelen van het kabinet, zoals het verhogen van de salarissen.

In Amsterdam is ongeveer 16 procent van de bevolking laaggeletterd. Een groeiend aantal jongeren verlaat school laaggeletterd. Laaggeletterden hebben moeite met lezen, schrijven en/of rekenen en kunnen vaak niet goed overweg met een computer of smartphone. Het gebrek aan deze vaardigheden hangt vaak samen met armoede, schulden, werkloosheid en een slechtere gezondheid. Ook de toegang tot voorzieningen, de overheid en ‘het systeem’ is veel moeilijker als je niet goed kunt lezen of schrijven. Het is daarom belangrijk dat laaggeletterdheid wordt herkend en erkend en dat er vervolgens passend taalonderwijs wordt aangeboden. De cyclus moet worden doorbroken door in de aanpak het gezin als uitgangspunt te nemen. Tegelijkertijd moeten overheid en maatschappelijke organisaties zorgdragen voor een betere toegankelijkheid voor laaggeletterden.

Ook voor inburgeraars is de toegang tot het leren van de taal van groot belang. Met de nieuwe inburgeringswet wordt de rol en de verantwoordelijkheid van de gemeente voor inburgering groter. Die verantwoordelijkheid pakken we graag op om er op die manier voor te zorgen dat inburgeraars snel de taal leren en de weg weten te vinden in de samenleving. Voor het leren van de taal en het leren kennen van de samenleving is informeel taalcontact onmisbaar. Daarom investeren we ook in het informele taalnetwerk in de stad. Goed onderwijs voor iedereen legt de basis voor een meer gelijke en inclusieve samenleving.

Programmapunten

  1. Amsterdam biedt subsidie voor verschillende onderwijsvoorzieningen. Bijvoorbeeld: aanvullende financiering van het personeel (onder meer bewegingsonderwijs en conciërges) en voorzieningen voor de bevordering van kansengelijkheid. De subsidievoorwaarden worden algemener geformuleerd, zodat ze beter kunnen worden ingevuld naar de behoeften van scholen en makkelijker bereikbaar zijn voor de scholen die ze het hardst nodig hebben. Subsidies worden eerlijker verdeeld zodat er meer geld gaat naar scholen en kinderen die het harder nodig hebben.
  2. De gemeente ondersteunt scholen in het aanbod van duurzaam vervoer, zoals gratis OV of fietsen, zodat leraren van buiten de stad hun school makkelijker kunnen bereiken.
  3. Amsterdamse basisscholen dienen een afspiegeling van de buurt zijn. We maken afspraken met schoolbesturen om segregatie tegen te gaan. Alle basisscholen doen voortaan mee met het algemene toelatingsbeleid. Ook lerarenteams, schoolleiders, schoolbesturen en Raden van Toezicht moeten diverser van samenstelling worden.
  4. Extra leerondersteuning naast het reguliere onderwijs moet ook voor kinderen die het minder breed hebben mogelijk zijn. We verstevigen het naschoolse aanbod in de wijken en zorgen voor toegankelijke huiswerkbegeleiding, bijlessen, coaching en andere ondersteuning voor leerlingen die dat nodig hebben om hun volledige potentie te benutten. We werven onder andere onder studenten, mede om hen te enthousiasmeren voor het leraarschap.
  5. Er wordt een uitwisselingsprogramma van docenten opgezet tussen scholen met meer en minder kinderen met een onderwijsachterstand.
  6. Scholen moeten toegankelijk zijn voor alle kinderen. Hoge ouderbijdragen mogen ouders niet afschrikken. Basisscholen in Amsterdam die een ouderbijdrage hoger dan 112 euro per jaar vragen, krijgen geen subsidie van de gemeente. De gemeente draagt er in samenspraak met de scholen zorg voor dat kinderen in huishoudens op het ‘net niet genoeg’ minimum (Nibud) worden gefaciliteerd met een laptop en indien nodig met een fiets om naar school te gaan.
  7. Investeringen in het wegwerken van achterstallig onderhoud aan schoolgebouwen krijgen voorrang boven investeringen in (gloednieuwe) schoolgebouwen. De luchtkwaliteit in scholen krijgt prioriteit, zowel door verbeteringen binnen de gebouwen als in de nabije omgeving.
  8. Het matching- en lotingssysteem wordt verfijnd op een manier die de segregatie in het voortgezet onderwijs tegengaat. Ouders en verzorgers die kennis over scholen en het lotingssysteem missen, worden beter voorgelicht.
  9. De grotestedenbonus wordt gehandhaafd, net als de bonus voor leraren die op scholen werken met veel leerlingen met een onderwijsachterstand. Deze groep krijgt ook voorrang bij huisvesting. De gemeente blijft zich inspannen voor hogere salarissen voor mensen werkzaam in de publieke sector. 
  10. Speciaal onderwijs staat onder druk door lange wachtlijsten, te weinig plekken en een tekort aan leraren. In onze aanpak van het lerarentekort krijgt speciaal onderwijs extra aandacht. We evalueren passend onderwijs in Amsterdam en kijken hoe we ouders, leraren en leerlingen meenemen in de juiste keuzes voor onderwijs en begeleiding van het kind. Vervoerskosten mogen geen belemmering meer vormen voor de keuze van een S(B)O-school binnen Amsterdam.
  11. Kinderen die jeugdhulp ontvangen en daardoor niet naar school kunnen, behouden te allen tijde het recht om onderwijs te volgen. Als een middelbaar schooldiploma niet behaald wordt voor het 18e jaar, werken we samen aan een oplossing om dit diploma alsnog te behalen in het volwassenonderwijs. De samenwerking van de jeugdzorg en het onderwijs wordt verbeterd.
  12. Amsterdam blijft zich inzetten voor de voorschool, die voor iedereen laagdrempelig toegankelijk moet zijn. Er wordt gewerkt aan uitbreiding van doorlopende leerlijnen tussen de voorschool en het basisonderwijs. ‘Alles-in-één’ scholen - met zowel onderwijs, de voorschool, kinderopvang en buitenschoolse activiteiten worden gestimuleerd en aanbod van verschillende scholen wordt gebundeld, om ontmoeting tussen kinderen te stimuleren.
  13. De kwaliteitsbewaking van kinderopvangorganisaties wordt weer strenger gemonitord.
  14. Er worden afspraken met kinderopvangorganisaties gemaakt om de inschrijvingen eenvoudiger en transparanter te maken.
  15. Amsterdam stimuleert brede scholen en spreekt zich uit voor de invoering van de brede brugklas en het bieden van meer tijd aan leerlingen om hun diploma en/of een hoger diploma te halen.
  16. In de MBO-Agenda wordt ingezet op toekomstbestendige opleidingen en extra ondersteuning bij uitval of begeleiding naar werk voor mbo-studenten.
  17. Er wordt blijvend gewerkt aan het uitbreiden van het stage-aanbod voor mbo-studenten. De gemeente biedt zelf meer stageplekken aan en stimuleert organisaties die voor of met de gemeente werken nadrukkelijk om hetzelfde te doen. Discriminatie bij stages wordt met harde hand bestreden.
  18. Amsterdam houdt de bibliotheken in de wijken open. Bibliotheken krijgen in samenwerking met de gemeente steeds meer een buurt- en inloopfunctie. De maatschappelijke functies van de bibliotheken (zoals het bevorderen van digitale geletterdheid) worden meer structureel gefinancierd en onderdeel van de sociale basis van de stad. De nieuwe OBA NEXT biedt toegankelijke programma’s voor jongeren én volwassenen uit de hele stad. Hierin is speciaal aandacht voor digitale vaardigheden.
  19. Er komt meer aandacht voor laaggeletterdheid en de problematiek van laaggeletterdheid wordt bespreekbaar gemaakt zodat beter kan worden doorverwezen naar ondersteuning en passend taalonderwijs. De cyclus van laaggeletterdheid in gezinnen wordt doorbroken; we ontwikkelen samen met onderwijsinstellingen, bibliotheken en de sociale basis een gemeentelijke gezinsaanpak waarbij we leesbevorderingsprogramma’s voor kinderen en taalprogramma’s voor hun ouders met elkaar verbinden. Scholen bieden, op of via school, ook taalondersteuning aan ouders met een taalachterstand. Dit bevordert ook de taalontwikkeling van kinderen. Het aanbod van gemeentelijke en publieke organisaties houdt meer rekening met laaggeletterdheid.
  20. Maatschappelijke organisaties die zich inzetten om anderstaligen Nederlands te leren, specifiek die groepen die minder of geen toegang hebben tot het formele taalonderwijs, worden door de gemeente ondersteund.
  21. Inburgeraars krijgen meer faciliteiten om hen in staat te stellen taallessen en cursussen te volgen, zoals kinderopvang, een laptop en extra begeleiding. Waar nodig ontvangen zij hulp bij de waardering voor diploma’s uit eigen land of het volgen van extra vakken. Inburgeraars krijgen meer zeggenschap over de keuze van hun traject.
  22. We benutten de kracht van meertaligheid van kinderen in het onderwijs. Er zijn al scholen waar talen als Engels, Frans en Spaans veel aandacht krijgen, maar voor bijvoorbeeld Turks, Arabisch of Tamazight is dat veel minder het geval. Taalvriendelijkheid van scholen wordt bevorderd en kennisdeling over hoe om te gaan met meertaligheid van kinderen wordt gestimuleerd. De gemeente stimuleert scholen om een schoolexamen aan te bieden in talen waarvoor geen Centraal Examen bestaat, bijvoorbeeld Tamazight en Papiamento.
  23. Internationalisering van het leerlingenbestand wordt zoveel mogelijk opgevangen in ‘gewone’ scholen, zodat leerlingen sneller onderdeel worden van de stad. Scholen worden ondersteund in het inhalen van taalachterstanden van deze leerlingen.

Wat hebben we al bereikt?

  • Het lerarentekort is aangepakt met onder andere versnelde programma’s voor zij-instromers en statushouders die al onderwijzer waren in hun land van herkomst. Desondanks blijft het tekort zeer problematisch en bleven wij lobbyen in Den Haag voor een bredere aanpak.
  • Docenten kijken niet meer naar de thuissituatie van leerlingen bij het bepalen van hun advies voor de middelbare school. Dat hebben Amsterdamse schoolbesturen en de gemeente afgesproken om onderadvisering tegen te gaan.
  • Voor kinderen in een aantal buurten in Zuidoost zijn we gestart met intensieve bijlessen. De eerste resultaten laten een systematische verbetering zien van de testgroep in vergelijking met de controlegroep.
  • We investeerden extra in het mbo, samen met de mbo-instellingen. Vakmensen vormen immers de basis van onze samenleving. De gemeente ondersteunt projecten die bijdragen aan goed middelbaar beroepsonderwijs, aansluiting bij de arbeidsmarkt en een succesvolle schoolloopbaan voor elke jongere.