Toen ik opgroeide in zo ongeveer het noordelijkste puntje van Amsterdam-Noord was het einde van de wereld zo ongeveer om de hoek. Ik bedoel: als ik twee hoeken omging vanuit de het straatje met het rijtjeshuis waar ik woonde, keek ik opeens de weilanden in van de groene ruimte na Amsterdam. Op een gegeven moment werd er in de verte een dijk opgeworpen die de ringweg A10 Noord zou worden. De ruimte tussen ons buurtje en de nieuwe ringweg werd opgevuld met een nieuwbouwwijk. Geen uitzicht meer om de hoek dus. Later realiseerde ik me natuurlijk dat hetzelfde gold voor mijn eigen wijk, die was gebouwd in de jaren ‘70. Die nam het uitzicht weg voor de buurt weer achter ons, gebouwd in de jaren ‘30. 

Betrokkenheid bij de stad

Met dit verhaal wil ik natuurlijk duidelijk maken dat steden altijd dynamische omgevingen zijn met veel verandering. Vooral in Noord is dit goed te zien: je fietst door eeuwenoude dijkdorpjes langs de oude zeedijk, omringd door polders, tuindorpen, nieuwbouwbuurten en stedenbouwkundige experimenten uit bijna alle decennia van de 20e en 21e eeuw. En ook de komende jaren zal die dynamiek er zijn in onze stad. En dat is maar goed ook, want dat betekent dat een stad leeft, en dat mensen betrokken zijn bij hun stad en er willen wonen en werken en leven. Het roept soms ook bezorgdheid op. Ook dat komt voort uit betrokkenheid; en daarom moeten we met elkaar in gesprek blijven, hoe ingewikkeld dat soms ook is.

Bouwen binnen de ring

Dus zoeken we plekken om te bouwen zoveel mogelijk binnen de bestaande stedelijke grenzen. En dat is niet alleen goed voor het groene landschap om ons heen. Het is ook goed voor het aanbod van sociale, sportieve en culturele voorzieningen en het openbaar vervoer binnen de stad. Want hoe meer mensen er gebruik van kunnen maken, zonder al te ver te hoeven reizen, hoe beter en gevarieerder het aanbod kan worden. 

Verdichte, autoluwe stad 

En het is milieuvriendelijker om binnenstedelijk te bouwen, omdat het minder en schonere mobiliteit oplevert en betere manieren om met energie en afval om te gaan. Maar dat kan alleen als we ook radicaal vergroenen in diezelfde ruimte. Verdichting van woningbouw en vergroening moeten hand in hand gaan. Die ruimte moeten we vinden aan en op gebouwen, maar vooral ook in de openbare  ruimte. En waar nu nog de openbare ruimte voor 70%-80% gereserveerd is voor auto’s, moeten we daar die ruimte dus ook zoeken: een verdichte stad is een autoluwe stad met veel ruimte op straat voor mensen en groen.

Daarom dienen we drie moties in bij de Omgevingsvisie Amsterdam 2050:
 

  1. Een motie om rigoureuze vergroening mee te nemen in de inrichtingsprincipes voor de openbare ruimte in een autoluwe stad. Alle Amsterdammers moeten groen op loopafstand hebben. 
  2. Een motie over mobiliteit en nabijheid. De naoorlogse en suburbane delen van de stad zijn vaak op autogebruik ingericht. In deze delen van de stad is het OV ook vaak minder fijnmazig en minder frequent, en zijn winkels en andere voorzieningen geconcentreerd in winkelcentra. Daardoor is het autogebruik in deze gebieden relatief hoog. Dat betekent dat we hier moeten inzetten op een fijnmazig netwerk van openbaar vervoer, en een grotere rol voor de fiets, en meer functiemenging. 
  3. Een motie over een inclusief burgerberaad. De stad verandert. Dat gaan mensen merken. Sommigen zullen daar blij mee zijn, maar anderen zullen daar zorgen over hebben of er boos over zijn. Daaruit blijkt ook betrokkenheid. Soms zullen mensen zich ook in hun belang geraakt voelen. Dat belang en het algemeen belang moet zorgvuldig afgewogen blijven worden. Dat kan op de ouderwetse manier, via de gemeenteraad, maar ook in vernieuwende vormen. In de Omgevingsvisie staat dat er gewerkt gaat worden met bijvoorbeeld gelote burgerberaden. Dat is heel goed, maar die moeten dan goed worden begeleid en echt inclusief zijn, vandaar deze motie.

GroenLinks ondersteunt de vijf strategische keuzes die onze wethouder Marieke van Doorninck (Ruimtelijke Ontwikkeling en Duurzaamheid) maakt in de nieuwe Omgevingsvisie: groeien binnen grenzen, rigoureus vergroenen, meerkernige ontwikkeling, duurzaam en gezond bewegen en samen stadmaken. Zodat ook de kinderen van nu en straks, kunnen opgroeien in een autoluwe stad met veel ruimte op straat voor mensen en groen.