De kracht van imperfectie
Als je ziek bent is elke dag een raadsel. Hoe je lichaam er voor staat en wat je kan doen wordt bepaald door ‘dagkoersen’: je mogelijkheden voor die dag. Je krijgt er ineens vele, ingrijpende onzekerheden bij. Maar je krijgt ook de kans om onzekerheden los te laten. Waar onze patriarchale samenleving een onhaalbaar ideaalbeeld op het vrouwenlichaam plakt, begint dit beeld vanuit steeds meer vrouwen gelukkig te veranderen. Langzaamaan ontwikkelen we meer liefde voor hoe we er uit zien. We zien steeds meer vrouwen die het volledig omarmen dat ze cellulitis, een kilo meer of lichaamshaar hebben. We claimen ons uiterlijk weer terug van het door het patriarchaat gecreëerde ideaalbeeld, van machtige CEO’s die rijk zijn geworden door onze onzekerheid te voeden met crèmes die toch nooit hielpen.
In mijn ogen is de volgende stap dat we leren houden van lichamen die ziek zijn of gebreken kennen, van de binnenkant van onze lijven. Al mijn hele leven voelde ik de druk om de uitdagingen van mijn lichaam en ziekte te verbergen. Dit deed ik uit angst dat mij anders dingen ontzegd zouden worden omdat ik iets niet aan zou kunnen. Terwijl ik het wél kon en dat ook bewees. Toch nam ik het mijn lichaam kwalijk, onze relatie was ontzettend slecht. Duizenden keren heb ik mijn lichaam verweten dat ze niet zo sterk moest reageren op, in mijn ogen, kleine prikkels. Ik durf wel te stellen dat ik mijn uiterlijk had omarmd, maar de binnenkant van mijn lichaam haatte.
Ik voelde tijdens deze laatste periode van ziekte aan alles dat mijn lichaam en mijn ziel toe waren aan een nieuwe relatie. Ik besteedde vele uren mediterend op de kracht van mijn lichaam en de boodschappen die ik kreeg. In het begin was dat heel erg zwaar en lelijk. Maar het ging gelukkig steeds beter en het begrip werd steeds groter. Langzaam begon ik van mijn lichaam te houden, haar te vertrouwen en te accepteren. Ik begon te houden van mijn imperfecties. Nu ik weer meer energie heb, staat mijn ziekte natuurlijk in een positiever daglicht. Maar ook op het dieptepunt van ziek zijn leerde ik: als het gaat om je zelfbeeld gedraagt langdurige ziekte zich voor mij hetzelfde als mijn cellulitis. Geen crème of medicijn gaat het laten verdwijnen en het hoort bij mij. Ik kan er tegen vechten, maar dat verandert niets aan de situatie. Door de ziekte volledig te accepteren kreeg ik veel meer ruimte om te ademen. Letterlijk. Hoe ik zelf tegen mijn ziekte en lichaam aan ging kijken bleek een van de meest bepalende factoren in mijn herstel.
Tegelijkertijd is de waarheid: dit helemaal doorvoelen lukt nog steeds niet altijd. Als ik weer eens met m’n neus op de feiten wordt gedrukt omdat ik iets niet kan eten of een vermoeiende dag heb, is die valkuil van haat naar mijn eigen lichaam natuurlijk weer dichtbij. Maar gelukkig is die nu wel minder diep. En nu ik op dit punt aangekomen ben, gun ik het alle mensen met een lichamelijke uitdaging om meer van zichzelf te houden. Het belangrijkste wat we daarvoor moeten doen is onze kwetsbaarheid omarmen, deze met trots dragen en ruimte maken voor menselijkheid, van onszelf en van anderen.
Want mensen die veel ervaring hebben met een ziekte zijn de sterkste mensen die ik ken. Als je ooit aan de hartbewaking hebt gelegen, doet een politieke storm je een stuk minder, geldt in ieder geval voor mij. Ik was nooit in staat geweest het hoofd zo koel te houden in deze functie als ik niet al die perioden van ziekte in mijn leven had doorstaan. Mijn leiderschap wordt getekend door de pijn en onzekerheid waar ik doorheen ben gegaan. Mensen die te maken hebben met ziekte zijn ontzettend waardevol, terwijl zij nu vaak onzichtbaar blijven. Zij verdienen het om meer dan alleen een gespreksonderwerp te zijn. Het is belangrijk dat we allemaal actief mee kunnen doen omdat we door ziekte ook unieke kennis en ervaring meedragen. Dan kan het net anders gaan dan men gewend is en dat vergt aanpassing van iedereen die deel neemt aan de democratische besluitvorming. Maar of je nou raadslid, Tweede Kamerlid of wethouder wilt worden, functies in de democratie moeten voor iedereen toegankelijk zijn. Het werk wordt pas inclusief als we dat opeisen. En daarom kies ik nu, maar ook voor de rest van mijn tijd in het publieke domein, voor openheid en kwetsbaarheid. Want met mij zijn er velen en wij zouden niets moeten hoeven verbergen.
Ik heb gekozen voor de politiek om te kunnen bijdragen aan een beter leven voor mensen die op allerlei fronten pech hebben. Ik word gedreven door hoop, omdat ik ervan overtuigd ben dat we samen keuzes kunnen maken die het voor iedereen beter maken. Dat maakt dat besturen goed bij mij past: je kunt richting geven aan grote besluiten die op veel mensen impact hebben en er voor zorgen dat deze ook in praktijk worden gebracht. Mijn werk ademt hoop: met elke stap die we zetten proberen we het beter te maken voor mensen. Maar tegelijkertijd lijkt het alsof je in de politiek alleen mee mag doen als je super fit bent, geen enkel probleem hebt met de uitsluitende cultuur en wanneer 60-urige werkweken een lachertje voor je zijn. Ik walg van dit beeld. De werkdruk is ook zonder dit soort normen al groot genoeg.
Ik zie nu in dat ik mijn kracht voor een groot deel ontleen aan mijn imperfecte lichaam, maar ik realiseer me ook dat ik dat toe nu toe aan niemand heb verteld. En dat doen we niet alleen bij ziekte: ik ken genoeg vrouwen die na hun zwangerschapsverlof verbergen dat ze nog aan het herstellen zijn, ik ken genoeg ouders van jonge kinderen die verbergen dat ze al maanden nauwelijks slapen noch functioneren en ik ken vele mensen die proberen hun mantelzorg thuis te laten. Zo denk ik dat we massaal onze “imperfecties” achterhouden uit angst om als zwak te worden bestempeld.
En die angst is niet onterecht. Toen ik mij in de zomer eindelijk wat beter ging voelen kwam dé vraag die ik al zo vaak had gehoord en gevreesd weer op: “kan ze het wethouderschap wel aan?” Het bracht me terug naar de begintijd als gedeputeerde voor de provincie Noord-Holland. Ik was net 33, de jongste en ook nog eens vrouw. Als ik namens de provincie als gedeputeerde op pad ging was ik vaak de enige onder de 50 en/of de enige vrouw. In die tijd bouwde ik een enorm comfort op met onderschat worden. Maar het is ook een herinnering aan hoe “jong” en “vrouw” gelabeld worden als zwak en hoe ik steeds probeerde te bewijzen dat dat niet zo is. En nu komt daar nog een “zwak” label bij: die van de zieke.
Terwijl ik weer mijn eerste stappen zette in mijn re-integratie kreeg ik meteen de consequenties van dat zwakke label te zien. Iemand stelde voor dat ik eerst maar eens een volle dag van acht uur zou moeten werken of een stevige training van een volle dag zou moeten volgen zodat “we” zeker weten of ik het wel aan kan. Een ander stelde dat ik beter pas publiek iets kan zeggen over mijn ziekte nadat ik een paar maanden weer heb meegedraaid en resultaten heb neergezet zodat de Amsterdammers zien dat ik er weer écht ben. En zo waren er nog veel meer opmerkingen. Tegelijkertijd kreeg ik ook ontzettend veel steun, vaak van anderen die ook wel eens kwetsbaar zijn geweest. Zij zeiden: het komt goed, en er is ruimte voor je. Het voedt mijn gevoel dat er een kleine groep is waarvan de privileges onze publieke kijk op zwakte en ziekte bepalen, en daarmee ook bepalen hoe we naar onszelf kijken.