GroenLinks stemde tegen
Ondanks dat er goede uitgangspunten in deze hoofdlijnen staan, stemde GroenLinks voor de zomer tegen, grofweg om twee redenen:
- De verdeling tussen A-bis en het AFK levert een rare tweedeling op: hoe hou je toewijzing, verantwoording en beoordeling zuiver? Amsterdam is één geheel: hoe hou je eenheid in het kunstenveld?
- De gedachte achter deze systeemverandering – “een nieuwe balans tussen kunst en politiek” - deelt GroenLinks niet. De systematiek met gedegen werk van een Kunstraad en dan de democratische besluitvorming in de raad zorgt wat GroenLinks betreft voor betrokken politici en een transparant en democratische besluitvorming.
Zoals Zeeger Ernsting het in een debat verwoordde:
“De principiële vraag onder deze contouren is dan ook: hoe ver wil je als politiek de beslissing over kunstsubsidies van je af organiseren? Voorzitter, het gaat om belastinggeld. Is het dan democratisch of transparant om een ongekozen club mensen dat belastinggeld te laten verdelen voor zoiets belangrijks als kunst en cultuur? In de raad zijn alle discussies openbaar. Dat D66 dat ondemocratisch of ondoorzichtig vindt, zegt meer over hun perceptie van de gemeentepolitiek dan de werkelijkheid.”
Prima stuk, maar…
Terug naar het nu. Er staat veel goeds in de hoofdlijnen. Ik deel veel van de inhoudelijke uitgangspunten, de intentie om het basispakket cultuureducatie te verbreden, de prominente aandacht en positie van wijktheaters in de stad, het extra budget uit het coalitieakkoord en de keuze om geld voor innovatie in te bouwen. Het stuk is goed geschreven en benoemt de opgaves voor de toekomst. Knap werk.
Toch knaagt het. In de hoofdlijnen staat de lijst opgenomen van de 21 clubs die zichzelf tot de A-bis mogen rekenen. In deze basisinfrastructuur zijn instellingen opgenomen die ‘essentieel zijn’, ‘topkwaliteit leveren’, ‘als cultureel ondernemer een voorbeeldfunctie vervullen’ en ‘verantwoordelijkheid nemen voor culturele ketens’.
De Amsterdamse basisinfrastructuur staat voor iets meer dan 60 miljoen euro (de huidige subsidiebedragen van de 21 organisaties plus een extra van 2,5 miljoen euro voor talentontwikkeling). De pot voor het AFK bedraagt bijna 24 miljoen euro. De verhouding is dus driekwart gemeente zelf en een kwart Fonds. Deze keuze verbaast. Mijn verwachting was dat de A-bis lijst veel korter zou zijn: juist omdat de wethouder betoogde dat de gemeenteraad niet meer op instellingsniveau meer zou moeten willen beslissen.
Een tweedeling?
Het uitbrengen van de hoofdlijnen werd groot in de pers gebracht. Op 8 oktober 2015 kopt het NRC A’dam wijst 21 topinstellingen aan. Au. Topinstellingen. En de andere instellingen in de stad, de organisaties die bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst aankloppen, zijn dat geen topinstellingen? Deze kwalificatie, en wellicht is het de perceptie van de media die dit frame neerzet, suggereert nou net die tweedeling die wij vrezen.
Maar die vrees gaat verder. Want hoe beter je de hoofdlijnen leest en naast de contouren legt, hoe bevreemdender het gevoel dat achterblijft. Want is het niet raar dat meer dan 60 miljoen verdeeld wordt zonder vooraf ingediende plannen en een advies daarover van een onafhankelijke organisatie? Is het niet vreemd dat de besluitvorming over deze lijst achter gesloten deuren in de Stopera wordt gedaan? Moet de weging en totstandkoming niet openbaar worden gemaakt? En is het niet daarnaast niet gek dat als je de criteria leest er een heleboel andere kunstorganisaties ook binnen die criteria vallen?
Willekeur toewijzing
Waarom is de keuze dan juist op deze clubs gevallen? Nergens in de hoofdlijnen staat iets over die afweging en welke weging er is gegeven aan de criteria. Die criteria zijn niet uitsluitend: ze bevatten geen aantallen organisaties of soorten of disciplines.
En dat is tricky. Want de verdeling van zoveel geld mag geen gevoel van willekeur opleveren. En dat doet het nu wel. Hele disciplines missen in de lijst en er zijn legio voorbeelden van organisaties die er ook op hadden kunnen staan, die geheel binnen de criteria vallen. Met een veel kortere lijst had de wethouder veel minder uit te leggen gehad, waarom dan toch de keuze om het zo te doen? Deze manier van werken past naar ons idee niet bij een wethouder van D66: deze zou transparantie als hoogste doel moeten hebben. Met het instemmen met deze hoofdlijnen geven we 60 miljoen aan organisaties zonder dat iemand hun plannen voor de toekomst hebben gezien. Terwijl we helemaal niet weten wat de plannen van andere organisaties wellicht zijn. Is dat een eerlijke afweging?
Is het niet heel risicovol om als gemeenteraad in te stemmen met een niet transparant proces waarin we niet weten hoe de A-bis tot stand is gekomen? Is deze manier van het aanwijzen juridisch niet uiterst kwetsbaar? Onlangs vocht Holland Opera hun negatieve subsidietoekenning bij het Fonds Podiumkunsten aan, en met succes. Het Fonds moet voortaan inzage geven in de weging en scores van gezelschappen in het toekennen van subsidies.
Nadelen A-bis
Natuurlijk zijn er veel mensen blij met het feit dat ze op de lijst staan voor de A-bis. Het is echter zeer de vraag of opgenomen worden in de A-bis wel enorme voordelen oplevert. Er komen nogal wat extra taken en verantwoordelijkheden op het bordje te liggen. En daar zijn niet substantieel meer middelen voor. Het Amsterdamse Fonds voor de Kunst heeft een innovatiebudget, dat niet toegankelijk lijkt voor de A-bis lijst. Is het wel eerlijk om zoveel meer te verwachten van deze organisaties en wat gebeurt er als ze alle extra opdrachten niet waar kunnen maken? Veel instellingen hebben immers krappe budgetten en de subsidies worden niet jaarlijks geïndexeerd.
Het moet transparanter
Ondertussen stroomt de mailbox vol en rinkelt mijn telefoon constant. Nu gebeurt precies wat de wethouder zei niet meer te willen: de lobby wordt gestart. Als politici staan wij in de rol van eindbeslisser middels een democratisch proces met de mond vol tanden. Want dit keer is het anders dan vorige kunstenplannen, nu moeten we het doen zonder duidelijke kaders en criteria vooraf (zoals functies op naam, vrije ruimte ed.) en het essentiële advies van de Amsterdamse Kunstraad dat alle plannen van de instellingen heeft kunnen bekijken.
Op pagina 31 van de hoofdlijnen staat dat 'de A-bis vooraf aangewezen wordt op basis van adviezen van de Kunstraad'. Dat klopt niet: ze zijn vooraf aangewezen door de gemeente. Daarna krijgen ze op basis van een plan een advies over de hoogte van het subsidiebedrag. De Kunstraad heeft dus geen vergelijkingsmateriaal van organisaties die niet vooraf zijn aangewezen door de gemeente. De politiek moet nu als het ware ‘blind’ zijn werk doen en dat is geen prettige rol. Is dit die nieuwe balans tussen kunst en politiek die de wethouder beoogde?
Wat GroenLinks betreft moet het echt anders. Het gaat om veel geld en om de belangen van al die mensen die dag in dag keihard werken om de kunst in onze stad te laten bloeien. Daar moeten we zorgvuldig mee omgaan.
Laten we lef hebben als politiek. Omdat de kunst ons aan het hart gaat. Laten we kiezen, zoals ook Maarten van der Meer al betoogde in zijn opiniestuk in het Parool: ofwel voor een veel kleinere A-bis waar consensus over bestaat (enkel de heel grote organisaties die binnen nauwe criteria passen). Of voor een transparant proces met goede kaders vooraf, een onafhankelijke en openbare weging van plannen voor de toekomst waarin politici een echte rol kunnen spelen. Want deze nieuwe balans tussen politiek en kunst is wat ons betreft niet de juiste.