De huishoudelijke hulp kampt met lange wachtlijsten en personeelstekorten, was maandag op de voorpagina van Het Parool te lezen. Het is goed dat dat steeds meer zichtbaar wordt. Want deze zorg vindt plaats achter de voordeur, waar het onzichtbaar blijft voor velen.
Ooit was de huishoudelijke zorg een volwaardig onderdeel van de thuiszorg en was de huishoudelijk medewerker onderdeel van een team met verzorgenden en verpleegkundigen. Toen waren er korte lijnen om signalen door te geven als mevrouw Jansen niet alleen haar huis maar ook zichzelf ging verwaarlozen. Die signalerende functie is het hart van de huishoudelijke zorg.
Een schoon huis én een hulp die behalve een praatje met je maakt ook erop let of het verder goed met je gaat, is goud waard. Letterlijk. Want als zij het niet doet, wie dan? Het risico is dat iemand geen huishoudelijke zorg krijgt en van het trapje valt bij het ramen zemen, door een gebroken heup én naar het ziekenhuis moet én daarna niet meer thuis kan wonen. Dat kost pas echt goud geld.
Geen eigen bijdrage
Bij de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is deze vorm van zorg keer op keer uitgehold. De als decentralisatie verpakte bezuinigingen hebben geleid tot waar we nu zijn: hulp bij het huishouden door organisaties die vaak ver afstaan van de rest van de zorg. Hierdoor is er geen direct contact meer tussen huishoudelijk verzorgenden en verpleegkundigen.
Dat het geen huishoudelijke zorg meer heet, maar hulp bij het huishouden, is dan ook niet slechts een kwestie van woordkeuze. De basis is uitgekleed en het meest afgeknepen deel van de zorg geworden.
Het werk, vaak uitgevoerd door vrouwen, wordt het laagste betaald van de hele zorgsector. Een gemiddeld contract is vaak onvoldoende om van rond te komen. Dan kun je niet verbaasd zijn dat in een krappe arbeidsmarkt mensen kiezen voor ander werk. En dat is zó zonde, want we hebben iedereen hard nodig.
De gemeente heeft tot nu toe onvoldoende gedaan om die herwaardering van de huishoudelijke zorg te realiseren. Ook de laatste aanbesteding heeft niet geholpen, daardoor haken er weer teveel medewerkers af die dan wel ergens anders gaan werken.
Is dat verwijtbaar? Zeker, maar laten we ook de bal leggen waar die hoort.
Het Rijk heeft alle verantwoordelijkheid over de schutting gegooid naar de gemeenten zonder voor voldoende geld en instrumenten te zorgen. Want behalve die bezuinigingen is bijvoorbeeld ook een algemeen abonnementstarief ingevoerd waardoor iedereen hetzelfde betaalt. Inkomensafhankelijke eigen bijdragen zijn niet mogelijk.
GroenLinks wil liever helemaal geen eigen bijdrage: heb je zorg nodig dan moet je zorg krijgen, iedereen betaalt daar naar vermogen en inkomen aan mee. Als je toch een eigen bijdrage hebt, maak die dan solidair: geen bijdrage voor minima en een hogere bijdrage voor hogere inkomens.
Direct oplossen
Het Rijk wil daar nu wat aan gaan doen; in het Integraal Zorgakkoord is opgenomen dat er voor alle gemeenten 110 miljoen euro beschikbaar komt om de druk op de Wmo af te remmen en mogelijke aangepaste eigen bijdragen. Maar, en dan komt het, pas vanaf 2025!
Dat het Rijk traag is, wisten we al. Vraag het maar aan toeslagenouders of Groningers. Maar in dit geval hoeft het Rijk het niet eens zelf uit te voeren; de gemeenten kunnen met extra middelen een deel van de problemen nu direct al oplossen. Zodat we de wachtlijsten kunnen verminderen en medewerkers beter kunnen waarderen.
Het is zo belangrijk dat we de huishoudelijke zorg weer als zorg gaan behandelen, dat we de zorg én de medewerkers weer gaan waarderen. Daar willen we vanuit onze rol in de gemeenteraad graag aan werken. Want huishoudelijke zorg is geen afvoerputje, maar het fundament van onze zorg.
Dit opinieartikel verscheen in het Parool.