Vanaf het moment dat ik bij GroenLinks Amsterdam actief werd – alweer 14 jaar geleden in Stadsdeel Centrum – ken ik Paul Denekamp als uiterst koppig en volhardend geweten van onze partij op gebied van met name verkeer in de stad. En dat bedoel ik op de allerbeste manier: als voorzitter van de werkgroep Verkeer en Stedenbouw van de afdeling GroenLinks binnenstad, later Amsterdam, zette Paul zich jarenlang – 29 jaar maar liefst! - vol overtuiging in voor een autoluwe stad met meer ruimte voor voetgangers, kinderen en fietsers in de openbare ruimte. 

En daarbij ging hij altijd uit van zowel het ‘waarom’ als het ‘hoe’ in dit vraagstuk. Maar hij was ook kraakhelder over zijn eigen standpunt: die auto moet eruit vanwege het enorme ruimtebeslag, de luchtvervuiling en de onveiligheid. Maar tegelijkertijd staat voor Paul altijd voorop dat je de Amsterdammer daar ook in mee moet nemen. En daarom is het middel voor Paul altijd het ‘argument’ geweest en dus volgden er uit de werkgroep onder zijn voorzitterschap een enorme stroom aan nota’s en discussiestukken. 

Voor mij als achtereenvolgens deelraadslid en later raadslid – en lid van de werkgroep – waren die processen, discussies en nota’s onbeschrijflijk behulpzaam omdat ze mijn gedachten scherpten, me voorzagen van argumenten en inzichten en me daarmee hielpen een effectief politicus te zijn. En ook als er compromissen moesten worden gesloten bij bepaalde projecten, waardoor misschien niet álles binnengehaald kon worden wat Paul misschien wel zou willen, had hij daar begrip voor. 

Maar in zekere zin heeft Paul zeker volledig gelijk gekregen: zo’n beetje álle partijen in de Amsterdamse politiek willen tegenwoordig een minder groot beslag van autoverkeer op de openbare ruimte. Het ‘waarom’ staat niet meer ter discussie. En daar heeft Paul ongelooflijk veel aan bijgedragen als voorvechter voor een mens-georiënteerde stad. Ik en GroenLinks Amsterdam zijn hem daar enorm dankbaar voor en ik hoop dat ie nog lang en net zo koppig als altijd zich blijft inzetten voor onze partij en onze stad. 



- Zeeger Ernsting