Dertig miljoen bezoekers per jaar. Dat is waar  Amsterdam nu op koerst. En nee, ondertussen is ‘dé oplossing’ voor het herstel van de balans en het tegengaan van drukte in steeds grotere delen van de stad ‘nog niet gevonden’, aldus onze burgemeester in de jaarlijkse ‘Staat van de Stad’ toespraak. Gemeentelijk Ombudsman Arre Zuurmond noemt de overlast rond het Leidseplein deze week ‘hartverscheurend’ en de politie waarschuwde in een doortimmerd rapport voor steeds onveiliger situaties in niet alleen het centrum, maar ook in steeds grotere delen van Oud-Zuid en Oud-West.

Symptoombestrijding

Steeds meer mensen en instanties wijzen op steeds meer plekken naar steeds meer symptomen van een stad die zichzelf aan het verliezen is. De fundamentele vraag is dan ook niet op welke manieren we die symptomen het best kunnen bestrijden, maar ‘van wie, en voor wie, is de stad’.

Niet dat er overigens iets mis is met zinnige symptoombestrijding zoals meer handhaving, maar uiteindelijk is het de obsessie met groei die Amsterdam nekt.

Van wie en voor wie is de stad eigenlijk?

De eerste rol van Amsterdam is als thuis en werkplek voor haar inwoners en  mensen die in de stad ondernemen, werken of leren. De stad is ook altijd een sociale en culturele motor geweest. Een emancipatiemachine, een toevluchtsoord en een baken van vrijzinnigheid. En ja, Amsterdam heeft een regionale en nationale economische rol.

Het succes van Amsterdam is altijd bepaald door haar vermogen om alle bovenstaande rollen tegelijk te vervullen. Als gevolg van dat succes heeft Amsterdam internationale allure en toeristische aantrekkingskracht.

Dat betekent dat de stad ruimte moet blijven bieden, bevechten en beschermen voor de dingen die Amsterdam, Amsterdam maken. Zo blijft de stad een proeftuin aan kansen, in plaats van een plek voor de rijken om te wonen en voor lagere inkomens om in de bediening te lopen. En dat is waar we heen gaan.

De verve waarmee Amsterdam haar economische, sociale en culturele rol door de eeuwen heen is gaan vervullen, juist door ruimte te bieden aan alle rangen en standen en soorten en maten, is de kern van haar aantrekkingskracht.

Fundamenteel in durven grijpen

Het is dus historisch wreed en economisch stupide om steeds maar meer ruimte te bieden aan al die bezoekers die worden aangetrokken door de veelzijdigheid (functiemening, functiebalans, divers woningbestand) van Amsterdam. Steeds meer verdringen die bezoekers door waardestijging, economisering en het innemen van schaarse plek namelijk Amsterdammers. En daarmee doen ze afbreuk aan die veelzijdigheid.

Dat betekent: niet kiezen voor groei om de groei, maar kiezen voor harde, beperkende maatregelen. Van der Laan heeft gelijk. ‘Dé oplossing is niet gevonden’, maar voor evident zinnige deeloplossingen wordt niet gekozen.

Er zijn geen plannen om de cruiseterminal aan het IJ te sluiten, om de rondvaart te bannen van Damrak, Rokin en open havenfront, en de touringcar terug te dringen. Eerst van de stadshartlus, dan uit het Centrum en uiteindelijk tot aan de Ring. Instrumenten als planschade om grote publiekstrekkers te verplaatsen of strengere bestemmingsplannen worden niet ingezet.

Groei als doel moet stoppen

Niet omdat die keuzes niet voor de hand liggen, maar omdat het college groei blijft omarmen als een doel op zich. En dat geldt helaas ook voor veel politieke partijen. Zie bijvoorbeeld de welwillende woorden over een nog verder groeiend Schiphol in het landelijk verkiezingsprogramma van de PvdA.

Drukte, overlast, prijsopdrijving, verschraling en verdringing. Allemaal niet het probleem, maar symptomen. Symptomen van het blijven najagen van ‘groei’ als doel op zich. Evidente symptomen van het antwoord van deze coalitie op de vraag: “wat is de rol van de stad?”.

KASSA! Geld verdienen. Dat lijkt het antwoord te zijn. Vandaar ook dat het college alleen kiest voor symptoombestrijding her en der. Vandaar ook dat voor hardere instrumenten nooit gekozen wordt. Want dat zou wel eens zouden kunnen leiden tot minder groei, en minder geld. Daardoor laat het stadsbestuur toe dat de groei een bedreiging voor de stad an sich wordt: voor de stad als emancipatiemachine, voor de stad als samenleving, voor de stad als economisch gezond.

De vraag is niet hoe we symptomen kunnen blijven bestrijden, maar wanneer dit college en deze raad groei als doel ter discussie durven te stellen. Pas dan komen we in de richting van oplossingen.