Business controllers. Servicehuizen. Doelmatigheid. Concerncontrol. Maak mij ’s nachts wakker en ik weet tegenwoordig precies waar dit over gaat. Dat doet vijftien maanden in de enquêtecommissie ‘Financiële functie Amsterdam’ met je. Ruim een jaar was ik bijna voltijds bezig met het ‘enquêtewerk’. Vorige week was het sluitstuk van deze periode: de gemeenteraad debatteerde over het eindrapport van de enquêtecommissie waar ik de afgelopen vijftien maanden voor heb gewerkt en nam daarbij alle aanbevelingen die we hadden gedaan over.

Het begon dus allemaal in december 2014. Toen nam de raad het besluit een vooronderzoek te doen voor het houden van een raadsenquête naar de staat van de gemeentelijke financiële functie. De directe aanleiding was een kritisch rapport van PwC over de Directie Middelen en Control (DMC), de centrale financiële afdeling op het stadhuis: bijna alles was mis. Maar dat was al de zoveelste alarmbel.

Eerder was al het nodige voorgevallen, met als hoogtepunt de fout met de woonkostenbijdrage: per ongeluk werd niet 1,88 miljoen euro overgemaakt, maar honderd keer zoveel. Een fout geplaatste komma. Hoe kan zoiets gebeuren? Wat is er nog meer mis? En belangrijker: hoe kunnen we zoiets voorkomen? Dat waren de vragen die de raad zich stelde. In februari 2015 volgde dan ook het unanieme besluit een raadsenquête te houden.

Zo’n enquête is een democratisch paardenmiddel: het zwaarste instrument dat een gemeenteraad tot haar beschikking heeft om haar controlerende taak ten volle in te vullen. Een enquêtecommissie kan getuigen onder ede horen en heeft budget om eigen expertise en ondersteuning in te huren. Een enquêtecommissie is vanwege haar aard ook in staat om te oordelen over het bestuur zélf en kan zich dus breder uitspreken dan een ‘gewoon’ onderzoek, dat zich vaak beperkt tot de ambtelijke organisatie. Maar het is ook een tijdsintensief en kostbaar instrument, dus wordt het bijna alleen ingezet als een gemeenteraad iets echt tot de bodem uit wil zoeken.

In de enquêtecommissie Financiële functie Amsterdam werden vijf gemeenteraadsleden, waaronder ik dus, en de raadsgriffier gekozen. De onderzoeksvraag voor ons werd: ‘Hoe zijn mogelijke structurele problemen in de financiële functie van de gemeente te verklaren en op te lossen?’

Om dat te onderzoeken namen we een onderzoeksbureau in de arm en zijn we aan de slag gegaan. We onderzochten drie bestuursperiodes: van 2002 tot 2014. We lazen zo’n 15.000 documenten, hielden 54 oriënterende interviews, hielden 48 besloten verhoren en 37 openbare verhoren met oud-politici, oude en nieuwe bestuurders, ambtenaren, directeuren, accountants en gemeentesecretarissen. Op basis van al die informatie kregen we een steeds beter beeld van wat zich allemaal afspeelde, waar de problemen zaten en wat moet gebeuren om gemaakte fouten in de toekomst te voorkomen.

Een democratisch paardenmiddel, dat is het zeker. En je beseft je ook meteen dat je een behoorlijke verantwoordelijkheid hebt: het gaat niet alleen over ‘de gemeente’ maar natuurlijk ook over personen, waarbij een deel van het proces zich in volle openbaarheid afspeelt. Dat maakt alles bij elkaar dat we zo zorgvuldig en fair mogelijk met de materie om wilden gaan. En dat kost heel veel tijd en overleg met alle commissieleden.

Je moet je de materie eigen maken, inzicht krijgen in de historische ontwikkelingen en wettelijke kanten van de zaak, de werking van een omvangrijk ambtelijk apparaat doorgronden en je een aantal vaardigheden aanleren zoals: hoe voer je eigenlijk een goed verhoor? Al met al natuurlijk enorm leerzaam, en ook erg intensief.

Onze conclusies waren niet mals: zo voert de gemeente de basistaken niet goed uit; de rapportages (zoals jaarrekeningen) zijn onvoldoende en we nemen besluiten op basis van tekortschietende financiële informatie. Ook kwamen we tot de conclusie dat er een gebrek aan structurele aandacht is van het bestuur voor financiële bedrijfsvoering, en dat dat doorwerkt in de rest van de gemeente. Ook was onduidelijk wie nou waar precies voor verantwoordelijk was. De gemeente was heel lang georganiseerd als een ‘eilandenrijk’ van min of meer zelfstandige onderdelen, met elk een eigen financiële functie.

De aanbevelingen die we doen gaan op al die aspecten in: zo willen we politieke/bestuurlijke aandacht borgen door meer transparantie en een andere manier van behandelen van begrotingen in de raad. Daarnaast zijn er ook aanbevelingen over onder andere de ‘zorgplicht’ in het college voor de financiële functie, over de organisatie van de controllers en over investeren in (scholing van) medewerkers.

Nu zit de taak van de enquêtecommissie er op en is het zaak dat alle geledingen van de gemeente - raad, college en ambtelijke organisatie - aan de slag gaan met die aanbevelingen. Het doel moet natuurlijk altijd zijn dat er zorgvuldig met het geld omgesprongen wordt, maar belangrijker nog: dat de politiek goed is voorzien van alle informatie die nodig is om zo transparant mogelijk afwegingen te maken en idealen te verwezenlijken. Zoals meer goede fietspaden en betaalbare ruimtes voor kunstenaars. Om maar even twee dingen te noemen waar ik nu weer alle aandacht aan kan geven.