Jan Paternotte, de baas van D66 in Amsterdam, had bij het raadsdebat over het nieuwe coalitieakkoord een opmerkelijke mededeling: hij had die ochtend op het laat- ste moment alsnog voor een wethouder Duurzaamheid gezorgd, nadat de fractievoorzitter van GroenLinks hem opheldering had gevraagd over de berichten dat zo'n wethouder er niet zou komen.
Het zou een snaaks grapje van Paternotte kunnen zijn, of een omissie in de hectiek van de formatie, die net op tijd is rechtgezet. Voor een cynischer mens werpt de gang van zaken echter de vraag op of die last-minute-aanstelling geen vijgenblad is, dat moet verhullen dat het college weinig ambities heeft op het gebied van duurzaamheid, een groen vlaggetje op een kolenschuit, kortom: 'greenwashing'. Welke interpretatie klopt, zal moeten blijken uit het handelen van de wethouder.
D66 is het na zijn verkiezingsbeloftes en alle berichtgeving over een 'groene agenda' aan zijn stand verplicht Amsterdam meer te bieden dan greenwashing. Dat is ongetwijfeld ook de intentie van de wethouder, maar het wordt hem niet gemakkelijk gemaakt. De uitgangspositie die de onderhandelaars de wethouder hebben verschaft, is bepaald niet benijdenswaardig, zoals blijkt uit Het Parool van donderdag. De hoogleraar milieukunde van de UvA constateert dat het het college 'aan alle kanten aan concrete plannen' ontbreekt. De directeur van De Gezonde Stad oordeelt dat de wethouder Duurzaamheid nergens over gaat en geen geld heeft. Volgens de analyse in het artikel liggen de ambities van het akkoord minder hoog dan bij het vorige stadsbestuur.
Bij die analyse is dan nog niet meegewogen dat de dertig miljoen euro die dit college in een energiefonds steekt, grotendeels een sigaar uit eigen doos is: achttien miljoen euro is geld dat daar al voor gereserveerd was. Verder is de doelstelling van dit college minder ambitieus dan die van het vorige; twintig procent duurzamer in 2020 in plaats van in 2018. Dat is niet alleen twee jaar later dan in de eerdere plannen van GroenLinks en D66, het is ook een ambitie buiten de huidige collegeperiode. D66 en SP durven - of mogen - blijkbaar geen doelstelling formuleren waar dit college op af te rekenen valt. Tenslotte kiest dit college ervoor de verantwoordelijkheid voor duurzaamheid overal in de organisatie weg te halen en te leggen bij 'één slagvaardig bureau'. Voor dat bureau trekt het akkoord echter geen extra geld uit. Sterker nog, het trekt er minder voor uit dan nodig is om de bestaande plannen voort te zetten. Minder geld, meer taken: dat klinkt als een ordinaire bezuiniging.
Wil wethouder Abdeluheb Choho desondanks succesvol zijn, dan zijn duidelijke keuzes nodig. Het volstaat niet dat een geïsoleerde wethouder met te weinig geld in zijn eentje verantwoordelijk is voor duurzaamheid. Dan is het centraliseren van een gemeentebrede taak bij dat 'slagvaardige' bureau slechts gladde consultantspraat.
Voor een succesvolle aanpak moet het héle college zich immers inspannen. De wethouders Wonen en Bouwen moeten woningen isoleren, die van Verkeer moet de uitstoot van auto's terugdringen, die van Economische Zaken moet groene bedrijvigheid stimuleren en de drie wethouders die over de haven, Waternet en het afvalbedrijf gaan, zijn onmisbaar voor recycling, de circulaire economie en de ambitie om van afval een grondstof te maken.
Zo'n gedeelde inspanning geeft ook het duidelijke signaal aan de stad dat het college duurzaamheid belangrijk vindt. Een wethouder Duurzaamheid moet dan, net als zijn collega op Financiën, een coördinerende functie krijgen.
GroenLinks wil wethouder Choho die positie helpen verschaffen. Het is nodig dat de taken die uit andere afdelingen naar de wethouder Duurzaamheid verlegd worden, vergezeld gaan van een navenant budget. En het is dan nodig dat er snel duidelijkheid komt over de concrete ambities van het college. Dan weten we dat de aanstelling van de wethouder geen greenwashing is, maar een belofte voor de toekomst.