Wethouder Andrée van Es hield de openingstoespraak op het congres van Divosa, de vereniging van managers van sociale diensten. Daarin hield ze een warm pleidooi om de bijstand niet meer te gebruiken als "liefdevolle verwaarlozing" maar mensen te helpen werk te vinden. Dat vergt inzet van mensen zelf, én van de overheid. Een overheid die flexibel moet zijn om mensen aan werk te helpen.

Ze liet ook duidelijk weten niet gediend te zijn van de huidige plannen van het VVD-PvdA-kabinet. Zo wil de regering naar verplicht vrijwilligerswerk dat niet helpt om werk te vinden. De boete die het kabinet erbij wil doen, namelijk drie maanden geen uitkering, is een ondermijning van ons sociale beleid.

"Strakkere landelijke regelgeving gericht op meer disciplinering van bijstandsgerechtigden. Gebaseerd op meer wantrouwen ten opzichte van de hele groep. In een tijd die getekend is door oplopende werkloosheid en afnemende baankansen. Ik ben er van overtuigd dat dat contraproductief is."

Lees de hele toespraak van Andrée van Es hieronder.



Dames en heren,

Allereerst een hartelijk welkom in Amsterdam!

Ik ben blij u te mogen ontvangen en toespreken.

Uw voorzitter René Paas vroeg mij voor deze opening op dit belangrijke moment. U weet: de Wet Werk en Bijstand wordt aangescherpt en de Participatiewet staat voor de deur.

Ik ben het van harte met hem eens als hij zegt dat wij "Slimme verbindingen aan moeten brengen waardoor we mensen centraal stellen en niet de regelingen." Inderdaad: procedures, processen en regelingen zijn belangrijk in uw werk, maar ik wil nooit vergeten waar u dat werk uiteindelijk voor doet.

Tegenwoordig heet de Sociale Dienst in Amsterdam de Dienst Werk en Inkomen en dat is zo in vele gemeenten. Het doel is immers mensen áán het werk en úit de uitkering te krijgen. De opdracht van uw diensten en van al uw medewerkers is en blijft een sociale: mensen steunen, stimuleren, helpen waar dat nodig is, opdat mensen niet kopje ondergaan. In een wereld die harder wordt, waar hogere eisen gesteld worden aan zelfredzaamheid en arbeidsproductiviteit.

Het is altijd weer indrukwekkend te zien hoe die duizenden medewerkers, klantmanagers, inkomensconsulenten, met die opdracht omgaan. Zij kennen de dagelijkse afwegingen tussen rechtmatigheid en rechtvaardigheid, tussen regels en moraliteit en zij maken die afwegingen gewetensvol. Dat is een groot goed, de kern van ons sociale beleid voor mensen die zelf geen inkomen hebben.

Díe kern staat onder druk.

Door een combinatie van hoge werkloosheid, rigide regelgeving en verharding van maatschappelijke verhoudingen.

Dit is geen pleidooi voor een zachte aanpak. Een van de zaken waar ik mij, terugkijkend op veertig jaar maatschappelijke betrokkenheid, het meest aan erger, is dat de bijstand vaak een valkuil in plaats van een vangnet is geweest. Het gevolg daarvan is geweest, dat veel mensen jarenlang op het minimum leefden of er zelfs helemaal nooit uitkwamen. Liefdeloze verwaarlozing noem ik het. Dus ik ben tamelijk streng jegens jongeren die nu , net als anderen in de jaren tachtig van de vorige eeuw, niet aan het werk dreigen te komen. In Amsterdam is inmiddels twintig procent van de Amsterdamse jongere beroepsbevolking werkloos. Onder jongeren met een migrantenafkomst is de werkloosheid nog schrikbarender: Veertig procent zit op de bank. Hier, in dit deel van de stad, nieuw-west, zijn er te veel jonge mensen die niet op school zitten en niet werken.

Daarin is Amsterdam, helaas, een van de koplopers in Nederland.

Gelukkig, ondanks de crisis, heeft de Dienst Werk en Inkomen ook dit jaar al 1400 jonge mensen aan het werk geholpen. Door ondernemers te motiveren jongeren die net even wat meer aandacht nodig hebben aan te nemen.

En ook door jongeren voor te houden: de lat ligt hoog.

Ik vind dat zij, net zoals alle Amsterdammers, alles moeten doen wat in hun macht ligt om aan het werk te gaan. Dat betekent ook dat ze werk moeten accepteren dat niet hun eerste keuze is. En dat ze de beste moeten willen zijn. Vele jongeren volgen een traject bij ons re-integratiebedrijf. Zij leren er wat wat werken is, op tijd zijn, doorzetten als het tegenzit.

Dat het de moeite loont alsnog een vak te leren, waarmee je gewoon, niet spectaculair, maar gewoon, je brood kunt verdienen.

Zij moeten het doen, wij steunen hen. En wij steunen hen ook als zij door discriminatie op de arbeidsmarkt geen kans krijgen. Ik vraag van werkgeversorganisaties die misstand, discriminatie op huidskleur of achternaam, ondubbelzinnig te wereld uit te helpen. Ik wil met medeoverheden en politie en justitie tot een plan van aanpak komen om dat voor elkaar te krijgen.

Meer jongeren aan het werk. Daar ligt niet alleen een taak voor jongeren, maar ook voor werkgevers. Ik bel zelf wekelijks met Amsterdamse werkgevers om afspraken te maken over banen en werkervaringplekken. En dan verwacht ik van mijn organisatie dat zij geschikte kandidaten voor die plekken kunnen leveren. Dat matchen, daar moeten wij ook nog beter in worden.

Alles doen wat in je macht ligt om aan het werk en uit de bijstand te komen. Dat moet. Daarom moeten mensen meedoen aan re-integratie. En daarom kan op de uitkering worden gekort als mensen zich daar moedwillig aan onttrekken. Daar is hij weer: de afweging tussen regels en moraliteit. Het doel is niet om mensen met bijstand te pesten, maar om ze uit de bijstand, op weg naar werk te helpen en te duwen waar dat nodig is.

Daarom heb ik mijn bedenkingen bij de koers die het kabinet inzet met recente voorstellen om de Wet Werk en Bijstand aan te scherpen. Strakkere landelijke regelgeving gericht op meer disciplinering van bijstandsgerechtigden. Gebaseerd op meer wantrouwen ten opzichte van de hele groep. In een tijd die getekend is door oplopende werkloosheid en afnemende baankansen. Ik ben er van overtuigd dat dat contraproductief is.

Zo wijs ik verplicht vrijwilligerswerk als tegenprestatie af.

Ik vind dat klanten bezig moeten zijn met hun terugkeer naar betaald werk, en niet boete hoeven te doen voor het feit dat ze geld ontvangen van de overheid.

Het rijk heeft al een lijst met opties voor vrijwilligerswerk opgesteld, die zeker geen concrete opstap naar werk bieden. Een van de frappante voorbeelden die ik lees is ‘vrijwilliger zijn voor verkiezing van weerman van de buurt'. Geweldig, als iemand dat graag doet, daarvoor het huis uitkomt, actief wordt, meedoet in de buurt. Maar verplicht? Als tegenprestatie voor je uitkering?

De sanctiemaatregel die het kabinet voorstelt, namelijk drie maanden geen uitkering, als regel in de wet, is een ondermijning van wat ik zie en aan u beschreven heb als kern van ons sociale beleid, nl. die afweging, gemaakt door gewetensvolle medewerkers, tussen regels en moraliteit.

Wat gooi je dan weg!

Je vraagt van mensen een stempel te zetten op hardvochtige maatregelen, verplicht toegepast. Een maatregel die een goed doel, meer mensen aan het werk, niet dichterbij brengt, de legitimiteit van bijstandsverstrekking ter discussie stelt en de uitvoering belemmert.

Niet doen, zeg ik tegen het kabinet , slecht idee.

Wat hebben we wel nodig? Een flexibele overheid om antwoord te kunnen geven op complexe en razendsnelle ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Zoals de flexibilisering van contracten en de toename van deeltijdbanen. Om daarop in te kunnen spelen hebben we ook een flexibele bijstand nodig. Waar ik de groeiende groep zzp-ers mee kan bedienen, als het een maand tegen zit. Zodat iemand in de bijstand graag aan het werk gaat voor drie maanden, omdat dat geen extra zoekperiode of rekenarij of bureaucratie met zich meebrengt. Mensen moeten alle mogelijkheden om te werken kunnen aangrijpen, helaas is de realiteit door de Haagse regelzucht een andere.

Tenslotte dwingt het verbod op categorale armoedevoorzieningen gemeenten om elke extra uitgave die mensen doen te beoordelen en via bonnetjes te controleren. Daarmee wordt de drempel voor burgers om ondersteuning te vragen verhoogd en moet de gemeente veel meer geld uitgeven aan bureaucratie. Zo komt veel minder van het beschikbare geld voor armoedebestrijding bij de doelgroep terecht.

Dames en heren, zoals u weet zijn gemeenten druk bezig om de drie decentralisaties zo goed en efficiënt mogelijk in te voeren. Dat gaat ons lukken als we daarvoor de ruimte en middelen krijgen.

Door slim samen te werken, zoals ook uw voorzitter Paas graag wil, willen we met minder hulpverleners het verschil maken voor gezinnen in onze wijken.

Ik vind dat werk daarin centraal staat. Want werk leidt tot economische zelfstandigheid en ook tot een betere gezondheid en meer eigenwaarde van mensen. Voor kinderen is het belangrijk om op te groeien in een gezin waar werken normaal is.

Wijken met een lage werkloosheid zijn vaak leefbare wijken met veel sociale samenhang.

Straks, met de nieuwe Participatiewet, komt er een nieuwe opdracht bij voor onze diensten. Het naar werk begeleiden van mensen met een arbeidsbeperking, dit mede als uitvloeisel van de afspraken die zijn gemaakt in het Sociaal Akkoord. Ook daarbij is het zaak niet alles dicht te regelen maar vertrouwen te hebben in de gedrevenheid van lokale bestuurders en uitvoerders.

Nooit meer liefdeloze verwaarlozing, is mijn motto.

U vertegenwoordigt overheidsdiensten die bij uitstek de macht van de overheid laten zien. De macht om te beslissen over het levensonderhoud van vele burgers. Dat vraagt om sterke schouders en een rechte rug. En de bereidheid altijd weer verantwoording af te leggen over genomen besluiten. Dat vraagt om sterke medewerkers, die het belang kennen van rechtvaardigheid en rechtmatigheid, van regels en ook van moraliteit. Van fraudebestrijding en van de beschermende overheid.

Dat moet zo blijven. Dat is het vraagstuk van onze verzorgingsstaat deze dagen. En onze gemeenschappelijke opgave.