De komende jaren wordt door 93 procent van de gemeenten bezuinigd op sport. Nieuw te bouwen sportaccommodaties, onderhoud en renovatie worden af- en uitgesteld. Het gevolg is oude, verloederde en energieslurpende clubhuizen, terwijl het juist belangrijk is om te investeren in duurzame sportparken. Zo kan het weinige geld dat beschikbaar is, geïnvesteerd worden in sporters in plaats van de energierekening.

In februari was ik op werkbezoek bij voetbalvereniging SDW. Een bestuurslid was al een uur aanwezig om de verwarming op te stoken in de slecht geïsoleerde kantine. Hij vertelde me dat hij graag zou willen investeren in een duurzamer clubhuis. Het enkele glas, de slechte verlichting en het ontbreken van tochtstrippen suggereerden dat er inderdaad nog een wereld te winnen was.

Het is een probleem waar meer Amsterdamse verenigingen mee worstelen. Geld bedoeld voor ballen, trainers of het veld gaat naar de energierekening. Een rekening waarop zowel de club als de gemeente eigenlijk geen zicht heeft: omdat de gemeente geen specifiek accommodatiebeleid voert, is er geen zich op de kosten van sportparken, aldus de Amsterdamse Rekenkamer.

Het kan ook anders. Hockeyclub AthenA in Amsterdam Oost bijvoorbeeld werkt op allerlei gebieden aan het verduurzamen van haar vereniging. Voor de nieuwbouw van het clubhuis investeerde de club 9000 euro in 12 zonnepanelen die het in 7 jaar zal terugverdienen. Doordat ook een fysiotherapeut en een buitenschoolse opvang gebruik maken van het clubhuis kunnen de energie- en onderhoudskosten gedeeld worden. De appels en peren van de fruitbomen rondom de velden worden uitgedeeld in in de kantine. Andere clubs, zoals VV Den Ham uit Overijsel, betrekken buurtbewoners en bedrijven bij de inkoop van zonnepanelen zodat de kosten worden gedrukt.

Voor veel verenigingen is dit echter nog een ver-van-mijn-bed-show. Sportbestuurders, vrijwel altijd vrijwilligers, hebben geen tijd om naast het regelen van wedstrijden, het inplannen van kantinediensten en het aanstellen van trainers ook nog experts te worden op duurzaamheid. Toch zijn een paar enthousiaste mensen binnen een club al genoeg om kleine en grote besparingen mogelijk te maken: van het maken van een energiescan tot het plaatsen van zonnepanelen, van het gebruik van afbreekbare bekers in de kantine tot het gezamenlijk inkopen van energie met andere clubs.

De gemeente heeft ook een taak. Niet door van bovenaf duurzaamheidsplannen aan verenigingen op te leggen, maar door een zetje in de rug te geven als verenigingen het initiatief nemen. Zo kan de gemeente bijvoorbeeld via het Amsterdams Investeringsfonds helpen om investeringen in duurzaamheid voor te financieren. Dat is goed voor het milieu, voor de portemonnee van de sportvereniging én die van de stad zelf, gezien de hoge onderhoudskosten die de gemeente ieder jaar kwijt is aan accommodaties.

Er is veel enthousiasme bij Amsterdamse sportclubs om stappen te zetten tot een duurzamere vereniging. Dit momentum mag niet verloren gaan. GroenLinks zal daarom in september met een initiatiefvoorstel komen over de maatregelen die de gemeente kan nemen om haar sportclubs te ondersteunen. Het wordt tijd dat de gemeente en sportverenigingen de handen ineen slaan om de Amsterdamse sport klaar te maken voor een duurzame toekomst!

Evelien van Roemburg, gemeenteraadslid voor GroenLinks, en Ronald Nijboer, socioloog en stagiair bij GroenLinks Amsterdam.

Dit artikel verscheen 26 juli 2013 in 'Het laatste worod' in Het Parool.