De publieke discussie over prostitutie en het Nederlandse beleid is de laatste weken weer opgelaaid. In een interview in Trouw uitte wethouder Lodewijk Asscher zijn afschuw over de mensonterende praktijken die plaatsvinden in de legale prostitutiesector en zijn verbazing over het uitblijven van collectieve verontwaardiging. Van verschillende kanten werd in de media aan zijn oproep gehoor gegeven. In die collectieve verontwaardiging wordt acceptatie van prostitutie en opkomen voor de rechten van sekswerkers veelal gelijk gesteld aan het gedogen van mensenhandel. Velen pleiten dan ook voor een onmiddellijke herinvoering van het bordeelverbod met strafbaarstelling van klanten. Deze oplossing voor de misstanden in de seksindustrie is merkwaardig. Vrijwel overal ter wereld is de seksindustrie verboden. In al die landen komen prostitutie en mensenhandel, vaak op grote schaal, voor. Het verschil met Nederland is dat de overheid zich daar niet met de prostitutiesector bemoeit.
Het bordeelverbod is in 2000 opgeheven omdat de overheid zich juist wel met de seksindustrie moet bemoeien. De grote gemeenten wilden regulering om grip te krijgen op een grote, openlijke maar illegale sector. Sekswerkers en feministen zagen legalisering van hun werkplaatsen (bordelen) als een manier om de totaal rechteloze positie van prostituees, vaak gekenmerkt door uitbuiting en misbruik, te verbeteren door middel van het arbeidsrecht. Uitgangspunt was niet de geëmancipeerde zelfstandige sekswerker, maar de harde werkelijkheid dat de meeste vrouwen in het vak zitten bij gebrek aan andere opties. Juist voor hen is een sterke arbeidsrechtelijke positie van essentieel belang. Waar zij zelf niet altijd even sterk staan ten opzichte van bordeelbazen en veeleisende klanten, hebben zij een overheid nodig die hun rechten serieus neemt en beschermt.
Elf jaar later is het met de positie van prostituees nog steeds treurig gesteld, uitbuiting en geweld tieren welig. Asscher betoogt dat te lang is weggekeken van de werkelijke situatie in de bordelen, ik ben het met hem eens. Maar is het niet vooral de overheid geweest die zich niet heeft willen verdiepen in de sector waardoor misstanden konden blijven bestaan? In 2006 koos de Belastingdienst, hoewel zij in vrijwel alle bedrijven een arbeidsrelatie constateerden, voor een ‘opting in’ model, waarbij de prostituee zogenaamd zelfstandig werkt, zodat zowel bij hen als bij de exploitant belasting gemakkelijker was te innen. Om zaken niet te compliceren bestempelde het Ministerie van Sociale Zaken daarom ook alle prostituees als zelfstandigen, waardoor de arbeidsinspectie geen controles op naleving van arbeidsomstandigheden in bordelen kon uitvoeren.
Internationaal is erkend dat mensenhandel vooral plaatsvindt in die economische sectoren waar het arbeidsrecht niet of slecht is geregeld. De Nederlandse overheid heeft de instrumenten die voorhanden zijn om het arbeidsrecht in de seksindustrie te verankeren niet of nauwelijks ingezet, en daarmee verzuimd om mensenhandel in de prostitutie te voorkomen .
Omdat het beleid grotendeels is mislukt, ligt er de nieuwe prostitutiewet in de Eerste Kamer. In plaats van eindelijk werk te maken van de arbeidsrechtelijke bescherming van prostituees, worden zij onderworpen aan een registratieplicht. Als zij daar geen gehoor aan geven zijn zij strafbaar, evenals hun klanten. Registratie wordt noodzakelijk geacht voor betere controle op de sector en om ‘een contactmoment’ in te bouwen met vrouwen, zodat de registratieambtenaar misstanden kan signaleren. Om willekeur te voorkomen, kan de ambtenaar echter geen gehoor geven aan die signalen. Als de papieren kloppen, moet een vrouw worden geregistreerd. Voor pooiers is zo’n administratieve handeling natuurlijk kinderspel, hun expertise is het falsificeren van documenten en hun slachtoffers te laten zwijgen of liegen tegen de autoriteiten. Dit wetsvoorstel heeft de perverse uitwerking dat een vrouw die signalen geeft dat zij wordt gedwongen, gewoon geregistreerd wordt als prostituee, goedgekeurd door de Staat der Nederlanden. De zelfstandig werkende sekswerker, cynisch geworden na elf jaar zonder positieverbetering, zal zich niet laten registreren. Zij past voor nog meer plichten zonder dat daar rechten tegenover staan. De regulering van de seksindustrie, ooit bedoeld om de rechten van prostituees te beschermen, is verworden tot een juridisch gedrocht dat prostituees controleert, stigmatiseert en criminaliseert en slachtoffers nog verder in de handen van pooiers drijft.
Er is geen nieuwe wet nodig om misstanden in de seksindustrie tegen te gaan. Een greep uit wat Amsterdam nu kan doen.
- De vrijheid, veiligheid, gezondheid en de arbeidsomstandigheden van prostituees moet expliciet opgenomen worden in de gemeentelijke vergunning. Exploitanten moeten direct verantwoordelijk worden gesteld voor misstanden die in hun bedrijf plaatsvinden, ook als die niet door henzelf worden gepleegd.
- Stel meer dan de huidige drie gemeentelijke toezichthouders aan om alle bordelen en clubs regelmatig te controleren.
- Stel een ombudsvrouw voor prostituees aan, waar vrouwen terecht kunnen met klachten en misstanden kunnen melden.
- Roep een klankbordgroep van prostituees in het leven, zodat zij eindelijk een stem krijgen in het prostitutiebeleid.
- Geef slachtoffers van mensenhandel onvoorwaardelijke opvang en ondersteuning, ongeacht of zij aangifte willen/durven te doen tegen de daders, zoals nu het geval is.
Deze voorstellen heeft GroenLinks de afgelopen jaren in de gemeenteraad gedaan, helaas zijn ze nog steeds niet uitgevoerd. Een wethouder die er op gebrand is misstanden tegen te gaan, kan er meteen mee aan de slag.
Marieke van Doorninck is fractievoorzitter GroenLinks Amsterdam en werkzaam bij La Strada International, het Europees NGO netwerk tegen mensenhandel. Dit opiniestuk is gepubliceerd in het Parool van 12 december 2011.