De driehoek Rutte, Verhagen en Wilders is druk bezig een regeerakkoord overeen te komen, waarin de bezuiniging van 18 miljard de boventoon voert. Miljarden weghalen bij sociale zekerheid en participatiebudgetten is niet alleen contrair aan de wens mensen zelfredzaam te maken, het zet ook het mes op de keel van gemeenten. Tegenover deze rechtse driehoek, zet ik graag een alternatief. De gouden driehoek. Verantwoordelijkheid, solidariteit en investeren door de overheid.

Een voorproefje van het sociaal beleid van de toekomst kregen we twee weken geleden van demissionair minister Donner. Deze maakte bekend dat gemeenten dit jaar 448 miljoen minder uitgekeerd krijgen voor de bijstand. Volgens Donner kunnen gemeenten dit opvangen door zich “extra in te spannen om mensen aan het werk te helpen”. Een merkwaardige stellingname. Ondanks het voorzichtige economische herstel viert de werkloosheid nog steeds hoogtij. Daarnaast staan de gelden om mensen aan een baan te krijgen, de zogenaamde participatiebudgetten, eveneens op de tocht.

Een kleiner potje voor meer uitkeringsgerechtigden en minder geld om hen aan het werk te helpen. Een tegenstrijdigheid, die de rijksverantwoordelijkheid doorschuift naar gemeenten en burgers. Mocht rechts het voor het zeggen krijgen, vrees ik dat de 18 miljard grotendeels in dergelijke tegenstrijdigheden gereserveerd zal worden.

 In de twee maanden dat ik nu wethouder in Amsterdam ben, zie ik discrepanties tussen doelstelling en passende ondersteuning. Zo wordt actievere deelname aan maatschappij en arbeidsmarkt verwacht, maar gaan re-integratiebudgetten op de schop. Een kritische blik op de activiteiten en uitgaven van de overheid is van groot belang. Ik ben voorstander re-integratie zakelijk te benaderen. Toetsing op efficiëntie en effectiviteit is een vereiste. Hier zijn nog heel wat slagen in te maken. Het voorkomen van onnodige afhankelijkheid van de overheid hoort daarbij. Amsterdam zal de komende jaren een groter beroep doen op het eigen initiatief en de zelfredzaamheid van burgers. De grootste inspanning moeten mensen zelf leveren om werk te krijgen, mee te doen en iets van het leven te maken.

Maar mensen kunnen het niet alleen. Zeker in deze tijden, waarin het werk niet voor het oprapen ligt, jeugdwerkloosheid een piek bereikt en mensen die geen vlekkeloos CV hebben niet aan de bak komen, hebben we de solidariteit van werkgevers nodig. Want de mogelijkheid het eigen lot in de hand te nemen kent voor veel mensen een grens. Die grens wordt bepaald door de bereidheid van bedrijven en ondernemers zoals de horeca hun rol te spelen in de maatschappij. Door werk te bieden, stageplekken te creëren, kennis te delen en mensen op te leiden. Een investering die zich terugbetaalt wanneer de vergrijzing gaten laat vallen op de arbeidsmarkt en de economie weer aantrekt. Deze mensen zijn straks keihard nodig.

Sommige mensen hebben meer nodig dan een oproep tot eigen verantwoordelijkheid en werkgeverssolidariteit. De overheid heeft hier haar grootste verplichting. Om te investeren in mensen die niet, of nauwelijks, in staat zijn hun eigen boontjes te doppen. Die met een duwtje in de rug op weg geholpen moeten worden. Mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Laagopgeleide alleenstaande moeders, analfabeten, mensen met ernstige psychische problemen of met fysieke beperkingen. Deze mensen moeten kunnen rekenen op de steun, begeleiding en het geduld van de overheid.

Het gaat hier om mensen die vaak in uitzichtloze situaties verkeren en van wie een radicale en fundamentele verandering wordt verwacht. Dat gaat niet over één nacht ijs. Dat kost tijd, energie en geld. De kans op terugval is bij deze groepen aanzienlijk en doorzettingsvermogen wordt gevraagd van zowel de mensen zelf, als van de hulpverleners. Dit is een investering met risico, maar met hoog maatschappelijk rendement.

Zo sprak ik laatst een vrouw die zeven jaar thuis achter de gordijnen had gezeten. Haar kinderen haar enige toegang tot de buitenwereld. Totdat op hun basisschool Nederlandse taalles werd aangeboden. Een wereld ging letterlijk voor haar open. Nu heeft ze de smaak te pakken, wil ze verder leren en een baan. Dit draagt niet alleen bij aan haar persoonlijk geluk. De kansen van haar kinderen stijgen rechtevenredig met de ontwikkeling van hun moeder.

 Niet investeren in deze groepen brengt een omgekeerde cyclus teweeg. Het drijft mensen en hun kinderen naar de onderkant van de samenleving. De poel van bijstandsgerechtigden zal alleen maar groter worden. Het geld dat bespaard wordt op inburgering en re-integratie, moet net zo hard weer worden uitgegeven aan uitkeringen, veiligheidsmaatregelen en het bijsturen van de kinderen van deze ‘verloren’ generatie.

Een nieuw kabinet staat voor de opdracht te zoeken naar de complexe balans  tussen burgers aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid, bedrijven op hun solidariteit en de nodige investeringen in mensen die het anders niet redden. Zonder de gouden driehoek in het oog te houden zullen de bezuinigingen leiden tot onnodig sociaal leed. Een appel op zelfredzaamheid wordt dan een holle frase.