Discussie over de voors en tegens van het bouwen van bruggen over het IJ.

Vanavond een politiek café met betrekking tot bruggen over het IJ. Een onderwerp dat schijnbaar binnen Amsterdam erg gevoelig ligt en waar de partij zelf nogal over verdeeld is. Als vers geïmporteerde Maastrichtenaar heb ik hier niet zo’n last van en vraag ik me vooral af waar mensen zich nu toch weer zo druk over kunnen maken. Zelf zie ik het probleem van de brug(gen) niet, ik was erg blij met de nieuwe Hoogbrug in Maastricht ook al is het een onding, en ben dan ook erg benieuwd naar de argumenten van de voor- en tegenstanders. Onder leiding van Jeanine van Pinxteren (gemeenteraadslid) mogen Jos van Ommeren (vervoerseconoom), Ton Schaap (stedenbouwkundige bij DRO Amsterdam), Joris Vermeulen (duo-raadslid GroenLinks in Noord), Flip van de Berg (ontwerper van bruggen over het IJ) en Margreet Feenstra (GroenLinkslid en liefhebber van ponten) mij proberen te overtuigen.

 

Als eerste houdt Joris Vermeulen zijn betoog. Hij gaat hierbij vooral in op de geschiedenis van de brug over het IJ. Er worden namelijk al eeuwen lang plannen gemaakt voor bruggen over het IJ, maar deze zijn, zoals we weten, nog nooit gerealiseerd. Hier liggen voornamelijk praktische redenen aan ten grondslag zoals bijvoorbeeld uitvoerbaarheid en kosten. Bij deze laatste kwestie werd er schijnbaar niet alleen gedacht aan de kosten van de bouw van de brug zelf, maar ook aan wat het zou opleveren. ‘Heeft het zin een brug te bouwen als er in Noord alleen arbeiders wonen? Zij gaan zelden uit’ . Tegenwoordig speelt economische winst nog steeds een grote rol, maar heeft deze gelukkig een iets minder nare bijsmaak. Zo zouden we volgens Vermeulen met drie bruggen 15 miljoen Euro winst maken, gezien de tijd die ermee gewonnen wordt. Natuurlijk wordt ook het milieu aangehaald, welke er door de toenemende fietsersstroom op vooruit zou gaan. Daarnaast zou de brug zorgen voor een verbinding van Noord met Amsterdam en daarmee één geheel creëren.

 

Margreet Feenstra is echter een geheel andere mening toegedaan. Ze houdt een betrokken verhaal over sociale cohesie en het gebruik van ponten. Het is een moment van rust en gemeenschappelijke ervaring. Je deelt veel meer met elkaar dan wanneer je over een brug fiets, wat het gemeenschapsgevoel van Noord ten goede komt. Ze vraagt zich dan ook af of mensen van Noord überhaupt wel zo’n brug wíllen. Feenstra zelf prefereert in ieder geval de pont. Liever zou zij het geld van de bruggen stoppen in betere OV-verbindingen naar Noord zoals de Noord/Zuidlijn, alle ponten ’s nachts laten varen en sociale voorzieningen op Noord. Daar is het geld veel harder nodig.

 

Vervolgens komt Ton Schaap aan het woord. Hij zet voornamelijk uiteen aan welke eisen een brug zou moeten voldoen en welke verschillende mogelijkheden er zijn. Daarnaast geeft hij aan dat men niet moet denken dat mensen zich anders zullen laten gaan vervoeren. Ze blijven gewoon hun eigen favoriete vervoersmiddel gebruiken en zoeken daar hun omgeving op uit. Mensen die graag de auto gebruiken gaan naar Almere, mensen die van fietsen houden, naar Noord. Je verandert niet de mensen, mensen veranderen van omgeving.
Zelf vond ik vooral het verschil tussen Ton Schaap en Flip van de Berg erg aangenaam. Beide zijn al lange tijd druk bezig met ontwerpen van bruggen over het IJ, maar hun meningen over hoe en wat precies lopen sterk uiteen. De visies verschilden van eenvoudige, praktische bruggen, tot geheel nieuwe vervoerssystemen annex shoppingcentra. Zoals wel vaker bij vurige discussies werd enige sarcastische intonatie dan ook niet geschuwd.

 

Zoals verwacht werd van de vervoerseconoom aan de VU, kon Jos van Ommeren op een leuke en interessante manier enige zakelijkheid terugbrengen in het debat. Volgens hem is het makkelijk uit te rekenen hoeveel de bruggen economisch gezien zouden opleveren, omdat tijdswinst hierbij de grootste rol speelt. De tijdsbesparing die een brug op zou leveren is makkelijk te berekenen en daarmee ook de winst in euro’s. Als je het totale plaatje bekijkt, leveren de bruggen dus veel meer geld op dan ze zouden kosten.
Verder werd er nog gekeken naar de symbolische waarde van de brug(gen). Ton Schaap trok de vergelijking met de Kop van Zuid in Rotterdam. De brug naar dit ‘vervallen’ gebied als een eerste teken van ontwikkeling. Rotterdam wilde dit gebied sterk gaan verbeteren en daar hoort een mooie, praktische brug bij. Een brug kan nog zo praktisch zijn, maar hij komt er pas als het echt een maatschappelijke waarde heeft. Een aantal mensen wilden om deze reden dan ook met de meest westelijke brug beginnen. Terwijl Jos van Ommeren als vervoerseconoom bij de meest centrale brug (bij CS) zou beginnen aangezien deze, economisch gezien, het meeste op zou leveren. Echter, deze brug zou in verband het pontenvraagstuk ook de meeste discussie opleveren.

 

Dat gebeurde dan ook tijdens de avond. Menig brug- en pontenliefhebber liet van zich horen en werden er verwijten heen en weer gesmeten: “Het is gewoon lekker om even rustig op de pont te wachten en bij te komen!” “Als je zo graag op de pont wacht, dan kun je nu toch ook lekker bij de brug wachten, maar dan hebben wij er geen last van!”. Of: ”Wij hebben helemaal geen zin in het schorem uit de stad!”. Kortom, het werd een lange avond en al werd er geen oplossing gevonden voor het IJ-vraagstuk , mij waren een aantal dingen een stuk duidelijker geworden. Die brug mag er wat mij betreft komen, maar ik ga binnenkort zeker eens met de pont naar Noord!