GroenLinks vindt het zorgelijk dat bij bouwprojecten in stedelijke vernieuwingsgebieden geen rolstoelwoningen op de begane grond worden gerealiseerd.
GroenLinks heeft de afgelopen periode onderzoek gedaan naar de bouw van rolstoelwoningen in de stedelijke vernieuwings- en ontwikkelingsgebieden in de stad. Daaruit bleek dat wel rolstoelwoningen in complexen worden gerealiseerd, maar dat het hier alleen zou gaan om liftwoningen in grotere wooncomplexen. Er zouden geen rolstoelwoningen op de begane grond gerealiseerd binnen het sociale segment worden. GroenLinks vindt dit zorgelijk om drie redenen.
Allereerst is volgens GroenLinks juist bij mensen die afhankelijk zijn van een rolstoel het veiligheidsrisico bij bijvoorbeeld brand groter dan bij mensen die daar niet afhankelijk van zijn. Zeker als door de brand de lift niet meer functioneert.
Daarnaast is de het gemak voor rolstoelafhankelijke mensen om niet een heel traject te hoeven afleggen voor men buiten is van groot belang. De minder grote bewegingsvrijheid maakt dat rekening moet worden gehouden met het feit dat mensen juist wanneer ‘buiten verder weg is’ ook minder makkelijk naar buiten zullen gaan en meer tijd in huis doorbrengen dan zij zouden wensen.
Ten slotte heeft GroenLinks van bewoners van complexen waar gebruik moet worden gemaakt van een lift geregeld gehoord dat hun lift kapot en/of in reparatie is, waardoor deze personen niet naar buiten konden of door medebewoners of zelfs de brandweer naar buiten gedragen moesten worden. Daarnaast blijkt ook een groot tekort te bestaan aan grote rolstoelwoningen, bedoeld voor gezinnen.
Gemeenteraadslid Maarten van der Meer stelt daarom de volgende schriftelijke vragen aan het college van B&W:
1. Is het college bekend met het feit dat in de stedelijke vernieuwings- en ontwikkelingsgebieden geen rolstoelwoningen in het sociale segment (kernvoorraad+) worden gebouwd op de begane grond, maar alleen in complexen met een liftentree?
2. Wat vindt het college van het feit dat de afgelopen jaren geen rolstoelwoningen op de begane grond zijn gebouwd in stedelijke vernieuwings- en ontwikkelingsgebieden, zoals bijvoorbeeld IJburg en Zuidoost?
3. Kan het college aangeven of het niet bouwen van rolstoelwoningen op de begane grond in overeenstemming is met het staande beleid van de gemeente Amsterdam?
4. Heeft het college afspraken gemaakt met corporaties die bouwen in deze stedelijke vernieuwings- en ontwikkelingsgebieden, zoals IJburg en Zuid-Oost, om juist wel begane grond rolstoelwoningen te bouwen?
5. Zo ja, wat vindt het college er van dat corporaties zich niet houden aan deze afspraken?
6. Zo nee, is het college bereid om op korte termijn afspraken te maken met de corporaties om wel rolstoelwoningen op de begane grond te bouwen in genoemde gebieden?
7. Kan het college in kaart brengen hoeveel rolstoelwoningen in de stedelijke vernieuwings- en ontwikkelingsgebieden zijn gebouwd de afgelopen 5 jaar, in welke categorie (prijs en grootte woning) en of deze woning liftwoningen zijn of begane grondwoningen?