Drie gemeenteraadsleden van GroenLinks hebben een open brief aan wethouder Gehrels (cultuur) gestuurd. De brief gaat over het Nationaal Historisch Museum. Er wordt alleen maar gediscussieerd over wáár dit museum moet komen en niet over wát er in dit museum te zien zou moeten zijn.

Geachte wethouder Gehrels

Amsterdam maakt kans op de vestiging van het Nationaal Historisch Museum. U zet zich daar hard voor in. De fractie van GroenLinks is van mening dat een Amsterdams voorstel - naast een locatie en een financiële onderbouwing - ook een inhoudelijk concept zou moeten bevatten.

Minister Plaskerk heeft gezegd dat het Nationaal Historisch Museum zou moeten aansluiten bij bestaande instellingen en activiteiten die de geschiedenis van Nederland vertellen met als doel het verspreiden van de kennis over de canon van de geschiedenis.

GroenLinks roept u op om u daar vooral niets van aan te trekken. Een nieuw nationaal museum in Amsterdam zou vooral niet moeten inhaken bij wat anderen al doen of tentoonstellen. Met herhalingen schieten we niets op. Op het brilletje van Hannie Schaft na, dat we uit het verzetsmuseum zouden moeten ontvreemden, is het zaak dat het nationaal historisch museum het verleden laat zien dat niet al elders getoond wordt. Een nationaal historisch museum dat bedacht is om de (nieuwe) Nederlander kennis te laten maken met de ‘vaderlandsche geschiedenis’ zou juist de andere kant van die geschiedenis moeten laat zien. Wij zien zalen voor ons over de Duitse landarbeiders die de Jordaan hebben gebouwd, de omstandigheden in de slavenforten van Guinee, het sluiten van de mijnen in Limburg, het Groningse communisme, Hollanditis en het tweede elftal van de flevoboys.

Geschiedenis wordt vaak geschreven vanuit de kant van de overwinnaar, de leidinggevende of de machthebbende. De canon is opgehangen aan begrippen die iedereen kent en daarmee komen we niet los van de geijkte visie op het verleden door de ogen van de overwinnaar. Een snelle zoektocht op trefwoorden door de canon van de geschiedenis toont aan dat cruciale onderwerpen niet behandeld zijn: St. Elizabethsvloed, Apartheid, Februaristaking, palingsound, Molukkers, poldermodel en gedoogbeleid. Dit is slechts een kleine greep trefwoorden uit een flinke lijst. Met een selectieve keuze uit het verleden valt alles te bewijzen, zo weet iedere historicus. Doe ons dus maar een zaal met heldenvereringen van Poncke Princen, Marinus van der Lubbe en Klaas de Jonge en een zaal met vrouwen zoals Kenau Hasselaar, Mata Hari en Joke Kool-Smit.

Als we een vernieuwend museum willen, waarin de Nederlandse geschiedenis van de onbekende kant wordt bekeken, doet Amsterdam er goed aan een illuster comité van aanbeveling samen te stellen met mensen die vrij kunnen denken en los kunnen komen van het standaardrijtje (ook dat van ons). Zo uit de losse pols – zonder naar de beschikbaarheid van deze mensen gevraagd te hebben - willen wij de volgende namen van de hand doen: Wim T. Schippers, Geert Mak, Adelheid Roosen, Frits Bolkestein, Lebbis, Bernadette de Wit, Taante, Ellin Robles, Kader Abdollah, Floortje Dessing en de kleinzoon van Anton de Kom. Zij zijn vast in staat een frisse wind te doen waaien door het ouderwetse gedachtegoed van de pleitbezorgers van het nationaal museum.

Het landelijke debat lijkt te gaan over de vestigingsplaats en niet over de inhoud. GroenLinks voelt er niets voor om ruimte te maken voor een clichématig nationaal historisch museum. Amsterdam moet zijn nek uit willen steken voor een andere kijk op ons collectieve verleden. En als Plasterk dat te gewaagd vindt – wat wij ons niet kunnen voorstellen – dan heeft het niet zo mogen zijn.

Namens de GroenLinks fractie

Judith Sargentini, historicus
Maarten van der Meer, jurist
Marieke van Doorninck, historicus