Op 11 november vergaderde de commissie Algemene Zaken over de gevolgen van de moord op Theo van Gogh. Hier is de bijdrage van fractievoorzitter Maarten van Poelgeest te lezen.
De moord op Theo van Gogh heeft ons allen diep geraakt, geschokt en met afgrijzen vervuld. De gedachte dat er iemand in Amsterdam van zijn fiets wordt geschoten om zijn mening is onverdraaglijk. Er is ons, in de woorden van Lodewijk Asscher afgelopen zaterdag in de Volkskrant, inderdaad iets kostbaars afgepakt. De moord op Van Gogh is niets minder dan een terroristische aanslag op onze rechtsstaat en daarmee een aanslag op ons allen, ongeacht onze politieke, religieuze of etnische achtergrond.
Allereerst wil ik een aantal complimenten maken.
Complimenten voor het beheerste politieoptreden bij de arrestatie van de dader. Dankzij dat beheerste optreden zit de dader nu vast en is hij niet de door hem gewenste martelaarsdood gestorven.
Complimenten ook voor de Amsterdammers. We zijn boos, angstig, verbijsterd, maar we zijn elkaar niet te lijf gegaan.
Complimenten aan Theodor Holman en Gijs van de Westelaken, die woensdagavond naar het Stadionplein gingen om Michiel Smit en anderen duidelijk te maken dat zij geen politiek gewin moeten slaan uit de moord op Theo van Gogh.
Complimenten aan de diverse migrantenorganisaties die luid en duidelijk hun afschuw hebben laten blijken.
En, last but not least, complimenten ook voor onze burgemeester Job Cohen. De juiste man op de juiste plek in deze situatie. Laat anderen maar cynisch doen over het adagium `de boel bij elkaar houden’, het is precies wat ons op dit moment te doen staat.
Ik wil mij voor het moment beperken tot enkele beschouwende opmerkingen.
Veelplegers en extremisten zijn niet hetzelfde. Sterker nog, je kunt de stelling verdedigen dat veelplegers geïntegreerd zijn, maar wel op de verkeerde manier. Daar waar extremisten zeggen de westerse levensstijl als decadent te verwerpen, kiezen veelplegers voor het snelle geld, een grote auto en komt drugsgebruik vaak voor. We moeten deze twee problemen dus niet op een hoop gooien.
Orthodoxie en het politiek-extremisme waar we mee geconfronteerd worden zijn twee verschillende dingen. De extremisten zijn orthodox gelovige moslims, maar een orthodox gelovige moslim is nog geen extremist of terrorist.
De verschillende stromingen binnen de Nederlandse islam moeten in het publieke debat gerepresenteerd worden. Naast Haci Karacear heeft Nederland een Abou Jahjah nodig. Een publiek persoon die stem geeft aan de meer traditionele en soms ook orthodoxe opvattingen die leven binnen een deel de moslimgemeenschap. Die dat doet op een wijze die uitdaagt en schuurt. En waarmee dit geluid onderdeel wordt van de democratische meningsvorming. Dit zou een bijdrage zijn aan het naar ons toe halen van traditionele moslims en daarmee het verder isoleren van extremisten.
Ik begrijp de portee van de opmerking dat wie de basiswaarden van onze samenleving niet accepteert zijn koffers moet pakken. Maar tegelijk roept dit de vraag op wat die basiswaarden zijn. Moeten al die mensen met een Nederlands paspoort, of ze nu in Amsterdam wonen of op de Veluwe, die homoseksualiteit verwerpelijk vinden, die vinden dat vrouwen in de eerste plaats kinderen moeten baren en opvoeden, nu vertrekken?
Ik vind ook dat over een aantal regels niet te onderhandelen valt, maar we moeten die dan wel benoemen: vrijheid van meningsuiting, de rechtsstaat, het geweldsmonopolie. Als we die niet benoemen, dan boezemen we de verkeerde mensen angst in.
De politieke islam, het extremisme waarmee na New York en Madrid nu ook Amsterdam mee geconfronteerd wordt, stelt onze rechtsstaat op de proef. Het is evident dat we alles zullen doen om onze rechtsstaat te verdedigen, maar daarbij moeten we ondertussen diezelfde rechtsstaat niet kwijt raken. Steeds meer botte repressie waarbij bevolkingsgroepen tegen elkaar worden uitgespeeld zal het extremisme niet zwakker maken, maar juist de voedingsbodem voor extremisme doen groeien.
Het extremisme waarmee we nu geconfronteerd worden is van Nederlandse makelij. Mohammed B. is hier opgegroeid. Hij is hier in deze stad geradicaliseerd. Wij moeten het probleem dus ook hier oplossen en niet exporteren.
Het maakt ook duidelijk dat onderwijs een samenleving niet immuun maakt voor terrorisme. Dat wisten we overigens al. Ook de leden van de Baader-Meinhof groep waren goed opgeleid.
Terecht vragen wij op dit ogenblik aan migrantenorganisaties en aan moskeeën om samen de strijd aan te gaan met het extremisme. Wie nog twijfelt binnen de moslimgemeenschap zou de situatie in Algerije eens diep op zich moeten laten inwerken. Het extremisme heeft daar al meer dan honderdduizend slachtoffers veroorzaakt.
Tegelijk moeten wij migranten nu ook bescherming bieden. Daar waar wij niet langer moeten aarzelen om publieke personen meer bescherming te bieden, moeten wij ook niet aarzelen moskeeën te beschermen als dat nodig is. Her en der in het land zijn er incidenten. Ook in onze stad . Wat heeft de driehoek tot dusver in deze ondernomen?
Nu zitten we nog in de fase dat veel gezegd moet worden. Nu moer er voldoende ruimte zijn de gevoelens van haat, angst en verwarring naar buiten te laten komen. Over en weer zal dat niet altijd even zorgvuldig geformuleerd gebeuren. Ook dat hoort er bij.
Maar over een tijdje zullen we ons ook moeten beraden over de wijze waarop wij onderling met elkaar spreken. Bas van Stokkum pleitte in de Volkskrant van afgelopen zaterdag voor meer fatsoen in het onderlinge gesprek. Ik citeer:
‘Fatsoen noodzaakt sprekers tot een zekere zelfcensuur. Beleefdheid verlangt dat je sommige oordelen of feiten achterwege laat. Altijd de waarheid vertellen zou onverdraaglijk zijn.’
Max Pam zei dinsdag bij Barend & Van Dorp het van eminent belang te vinden dat wij orthodoxe moslims bevragen over hun oordelen over homoseksualiteit en vrouwen. Ik ben dat met hem eens. Maar de bereidheid te luisteren en responsief te antwoorden, ik citeer wederom Bas van Stokkum, is dan wel essentieel.
Toen de CPN in de jaren zeventig uit haar zelf gekozen en mede door de koude oorlog veroorzaakt isolement kroop en ging communiceren met de rest van de samenleving, deed men dat in de hoop de rest van de samenleving voor het communisme te winnen. Het effect hiervan was echter het omgekeerde. De partijleiding was niet langer bij machte de roep om meer discussie, om modernisering van het eigen gedachtegoed, om minder hiërarchie de kop in te drukken. Ik weet, de vergelijking gaat een beetje mank, maar het onderstreept nogmaals het belang van dialoog, van contact. Er is geen alternatief.
Maarten van Poelgeest