De wooncrisis is geen natuurverschijnsel. Ze is het gevolg van politieke keuzes die de afgelopen decennia zijn gemaakt door de landelijke politiek. Voor jonge mensen is het bijna niet voor te stellen, maar wie 30 jaar terugkijkt, ziet een totaal ander beeld dan de huidige woningmarkt. Het overgrote deel van alle woningen bestond uit huurwoningen, woningbouwcorporaties waren nog in handen van de huurders en een zelfbewoonplicht bestond niet. Zo’n bescherming was simpelweg niet nodig, omdat de soepele belastingregels ontbraken waarmee je tegenwoordig zoveel geld aan woningen kunt verdienen. 

Ik ben zelf een kind van de volkshuisvesting uit die tijd. Ik groeide op in een sociale huurwoning in een monument aan de rand van het centrum van Amsterdam, verbouwd in 1990. Het gebouw bestond voor 100 procent uit sociale huurwoningen. Het is nu bijna niet meer voor te stellen dat zo kort geleden in hartje Amsterdam zoveel sociale huurwoningen werden gebouwd.

In mijn werk als wethouder Volkshuisvesting van Amsterdam zie ik dagelijks hoe diep de wooncrisis ingrijpt in mensenlevens. Wie vandaag de dag een willekeurige Amsterdammer vraagt wat de grootste uitdaging in onze stad is, zal heel vaak horen dat dit het vinden van een betaalbare en goede woning in de stad is. Eén blik op Funda en verhuurwebsites leert je meteen dat dit niet zo gek is. De prijzen rijzen de pan uit en het (huur)aanbod is minimaal - terwijl de vraag juist gigantisch is. De wachtlijst voor een sociale huurwoning is nu zo’n 10 jaar en de staat van deze woningen is helaas vaak niet goed op orde. De wooncrisis is een feit, en eentje die ons gigantisch hard raakt. Hoge woonlasten zijn de primaire bron van minder bestaanszekerheid. Uit een recente telling blijkt dat dakloosheid enorm is toegenomen en dat er steeds meer kinderen dakloos zijn. De voornaamste reden die werd aangedragen voor deze dakloosheid: geen betaalbaar huis. 

In Amsterdam laten we zien dat volkshuisvesting geen nostalgie is, maar iets dat we nú opnieuw vormgeven. Midden in een land waar de markt jarenlang vrij spel kreeg, kiezen wij ervoor om de mens weer centraal te zetten. Ik ben er trots op dat ik daar de afgelopen jaren met concrete maatregelen aan heb kunnen bijdragen. In onze stad pakken we leegstand aan door eigenaren te dwingen de woning te verhuren. We hebben het bezit van tweede woningen aan banden gelegd: alleen als je een woning nodig hebt voor werk of zorg krijg je een uitzondering. De middenhuur is alleen toegankelijk voor middeninkomens zodat deze mensen niet worden verdrongen door hogere inkomens. In onze stad bouwen we gelukkig meer sociale huurwoningen dan het gemiddelde landelijk, ook al is dat nog niet genoeg. We zorgen dat ouderen hulp krijgen bij het doorstromen naar een passende woning. Er is een opkoopbescherming ingevoerd en we werken met man en macht aan het aanpakken van huisjesmelkers en malafide verhuurders. Zo wisten we de verhuurder Change= de stad uit te jagen na jarenlange misstanden. We stimuleren woöncooperaties en nieuwe woonvormen. Maar ondanks dit alles is het duidelijk: de stad kan het niet alleen. Het is aan de landelijke politiek om het systeem te veranderen. 

In dit essay focus ik op de vraag: “wat kunnen we morgen doen om snel meer betaalbare woningen te realiseren?”. Daarmee laat ik ook vragen achterwege, zoals hoe we de kwaliteit van bestaande woningen kunnen verbeteren of hoe we gemeenschappen bouwen in plaats van alleen woningen. 

Dit essay is een pleidooi voor hernieuwde volkshuisvesting. Het is een stukje nostalgie gecombineerd met een heleboel urgentie. Nu de landelijke formatie is gestart, is dit hét moment om stevige keuzes te maken. De komende tijd maken we ons op voor de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2026. En dus maak ik als wethouder en lijsttrekker voor de verkiezingen de balans op. We werken in Amsterdam keihard met de mogelijkheden die we hebben en doen wat we kunnen. We rekken de regels maximaal op binnen de kaders van de landelijke overheid. En toch is het niet genoeg. Sommige van onze maatregelen kunnen op landelijke schaal worden toegepast. Maar als we de wooncrisis willen oplossen, moet het systeem moet op de schop. Mijn oproep vanuit de hoofdstad is: durf de troep die je zelf als landelijke politiek hebt veroorzaakt nu eens eindelijk op te ruimen.

Van recht naar rendement

Wonen is een fundamenteel mensenrecht. In artikel 22 van onze grondwet staat: "Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid". Maar al lange tijd faalt de overheid hierin. Waar wonen ooit een publieke taak was, regeert nu de markt. De Nederlandse volkshuisvesting begon in de negentiende eeuw als reactie op slechte woonomstandigheden. De Woningwet van 1901 was een mijlpaal: gemeenten konden voortaan toezicht houden op woningbouw en subsidiëren via woningcorporaties. De overheid speelde een sturende rol, met als doel betaalbare, kwalitatieve woningen voor iedereen. Volkshuisvesting werd niet alleen gezien als een economische, maar ook als een sociale opgave. In de decennia die volgden, groeide de sociale huursector uit tot een essentieel onderdeel van het Nederlandse woonbeleid. Eind jaren zeventig woonde meer dan de helft van de Nederlanders in een sociale huurwoning.

Maar in de jaren ‘90 veranderde dit. Het neoliberale beleid gaf de vrije markt steeds meer ruimte. De overheid trok zich terug, corporaties moesten ‘zelfstandig’ en ‘commercieel’ worden. Sociale huurwoningen werden verkocht of gesloopt ten gunste van nieuwbouw in het vrije segment. Er werden maxima gesteld aan het inkomen waarmee je in aanmerking kwam voor sociale huur, waardoor een grote groep werd uitgeleverd aan de markt. De invoering van de verhuurderheffing in 2013, een extra belasting die alleen woningcorporaties moesten betalen, maakte het voor corporaties nóg lastiger om betaalbare woningen te onderhouden en bouwen. Huurders betaalden zo een dubbele prijs: zij moesten deze heffing ophoesten via de huur én zaten met een verslechterende woning. Corporaties zagen zich gedwongen sociale huurwoningen te verkopen om zo het geld op te brengen voor het meest noodzakelijke onderhoud van de bestaande voorraad. De afgelopen tien jaar verloor Nederland dankzij dit beleid ruim 100.000 sociale huurwoningen. 

“ Dit neoliberale denken en doen van de afgelopen decennia heeft maar één groep echt geholpen: de allerrijksten. ”
Zita Pels lijsttrekker en wethouder volkshuisvesting

Nu kan je denken: “de wooncrisis kent toch niet alleen z’n oorsprong in de sociale huur?” En dat klopt. Want ook bij duurdere huurwoningen en koopwoningen kreeg de markt de overhand: de regulering van alle huren verdween (zo ontstond de “vrije sector”), kopen werd zo makkelijk dat je meer kon lenen dan je huis waard was en investeerders kregen ruim baan om woningen op te kopen en voor veel geld te verhuren. Niet voor niets was de bankencrisis in 2008 sterk verbonden aan huizen en hypotheken. De gekte van de markt zorgde voor uitwassen die letterlijk onbetaalbaar waren. 

Dit neoliberale denken en doen van de afgelopen decennia heeft maar één groep echt geholpen: de allerrijksten. De gevolgen van het beleid van “eigen rijken eerst” zijn zichtbaar en schrijnend. Rijke mensen kunnen overal wonen in grote huizen waar hun geliefden makkelijk in passen. En ondertussen doen de politieke partijen die hen vertegenwoordigen net alsof het je eigen schuld is dat het niet lukt om aan een betaalbare woning te komen. De allerrijksten hebben naast een eigen villa vaak een tweede woning of een aantal panden die voor veel geld worden verhuurd. Zo worden zij nóg rijker, ditmaal betaald door mensen die de hoge huur ophoesten. 

Naast het ideaal van de grote eigen koopwoning, is er ook nog het beeld dat de wooncrisis ligt aan “de ander”. Veelvuldig wordt er naar statushouders gewezen als oorzaak van de wooncrisis. Dit is aantoonbaar onwaar. In Amsterdam gaat slechts 7 procent van de sociale huurwoningen die elk jaar vrijkomen naar mensen met een verblijfsstatus. Geen middeldure huurwoningen en geen koopwoningen. Ik heb tot op heden nog geen statushouder ontmoet die huisjesmelker is. En daar zit de essentie: er wordt gewezen op “de ander” omdat de gevestigde politieke partijen, de rechtse elite, niet de echte bron durven aan te pakken. Want laat die bron, de investeerders en rijken met huizen als beleggingsobjecten, nou net hun sterk lobbyende achterban zijn. 

Wat we nu zien gebeuren is niet alleen een tekort aan betaalbare woningen, maar ook verdringing. Er is een keten aan gedupeerden van de wooncrisis. Laten we het voorbeeld nemen van een groeiend gezin. Dit gezin bestaat uit twee ouders en hun twee kinderen. Ze willen graag verhuizen, want hun appartement met twee slaapkamers is te krap. Ze willen hun kinderen graag allebei een eigen slaapkamer geven. Maar voor het gezin is het niet te doen: de ouders verdienen samen een modaal inkomen en kunnen een grotere koopwoning in Amsterdam niet betalen. Ook kunnen ze geen grotere woning huren, want dat is al helemaal onbetaalbaar. En dus zitten ze vast. Omdat zij niet verhuizen naar een passende woning, kan een gezin met een kleine peuter niet vanuit hun studio verhuizen naar een woning met een extra slaapkamer. Omdat zij niet verhuizen komt hun studio niet vrij voor een stel dat wil samenwonen. Zij zitten vast in hun twee studentenkamers die niet vrij komen voor twee nieuwe studenten. En zo zie je dat het niet hebben van betaalbare woningen voor gezinnen kan leiden tot 11 mensen die aan het kortste eind trekken en de last van de wooncrisis moeten dragen. 

De groeiende groep ouderen is hierbij van belang. Zij zijn deels de oplossing, maar staan vooral zelf ook vaak voor een grote uitdaging. Zij wonen nu vaak in eengezinswoningen (die handig zouden zijn voor ons gezin met twee kinderen), maar kunnen nergens heen in de buurt omdat ze ofwel geen hypotheek meer krijgen als ze naar een nieuwe koopwoning willen, ofwel er geen passende huurwoning in de buurt is. Met de toenemende vergrijzing is dit probleem niet alleen een probleem voor de ouderen zelf, maar voor ons allemaal. Willen wij straks onze ouders nog passende zorg en een veilig thuis kunnen bieden, dan moeten we als de wiedeweerga zorgen voor betaalbare en passende woningen voor ouderen. 

De mens centraal

De wooncrisis is een van de grootste problemen van Nederland; en toch: het is mijns inziens betrekkelijk simpel op te lossen. Het belangrijkste is dat we de mens weer centraal stellen van ons beleid, en niet het rendement. Een betaalbaar dak boven je hoofd is essentieel voor mensen. Het geeft rust en stabiliteit waardoor mensen andere prioriteiten ook aandacht kunnen geven, zoals werk en gezin, een bijdrage aan de buurt leveren, of om te herstellen van ziekte. Het begint allemaal bij een veilige en betaalbare woning. 

Om de mens centraal te kunnen stellen is het essentieel dat volkshuisvesting weer hersteld wordt als een publieke taak. De inzet van de overheid moet als breekijzer dienen om de markt te beteugelen, en wonen weer betaalbaar wordt. Dat betekent dat de overheid fors en structureel moet investeren in betaalbare en passende woningen. 

Onderstaand vind je een plan waar de formateurs en straks de nieuwe minister Volkshuisvesting zo mee aan de slag kan. Ik heb het geschreven in de gebiedende vorm want we moeten nú aan de slag. Elke maatregel is dikgedrukt en kort toegelicht.

Maatregelen die we morgen kunnen invoeren

Allereerst beginnen we bij het bestrijden van de excessen. We stoppen de verkoop van sociale huurwoningen, houden middenhuur betaalbaar en geven gemeenten meer regie over hun grond. Behalve betaalbaar moeten woningen ook passend zijn. Het moet passen bij de levenssituatie van mensen. Dat betekent dat we moeten zorgen voor de juiste doorstroming en speciale woonvormen. Het is tijd om meer te bouwen voor doelgroepen gericht op doorstroming en specifieke woon- en zorgvragen, gemeenten de mogelijkheid te geven om meer woningen aan de eigen bewoners toe te wijzen en ruimte te geven aan woonvragen van kunstenaars en woonwagenbewoners. Ook de woningbouwcorporaties zijn toe aan hervorming.

Woningspeculatie heeft de woningmarkt verziekt. Vastgoedbeleggers kopen woningen op en verhuren deze voor torenhoge prijzen, wat de druk op betaalbare woningen verder opvoert. Daarom moeten alle huren, laag en hoog, gereguleerd worden. We gaan terug naar hoe het was: huurregulatie in alle sectoren. Meer vrije sector huurwoningen worden betaalbaar door de woningwaarde (de WOZ) niet mee te laten tellen in de huurprijs. Mensen wonen immers in een huis, niet in fictieve waarde. 

Leegstand moet keihard aangepakt worden. In Amsterdam hebben we in 2022 een stevige leegstandverordening ingevoerd waar we nu al de resultaten van zien. Er zijn flinke boetes en we kunnen eigenaren dwingen de woning weer te verhuren. Dit moet in heel Nederland worden ingevoerd. Alleen zo kunnen we woningen behouden voor mensen die er echt in gaan wonen. De leegstandbelasting moet zo snel mogelijk worden ingevoerd. 

Je hebt niet meer dan één woning nodig. Tweede (en derde, en vierde) woningen moeten verboden worden, behalve in specifieke gevallen zoals werk- of mantelzorgsituaties of als de woning wordt gebruikt door de eigen kinderen of ouders. Een zelfbewoningsplicht voor alle woningen met een aanschafprijs tot 800.000 euro moet ervoor zorgen dat deze woningen beschikbaar blijven voor de mensen die ze nodig hebben.

Meer betaalbare woningen: Een strategie die werkt

De eerste oplossing die elke politicus aandraagt voor de wooncrisisis het bouwen van meer woningen. Het probleem is echter niet alleen dat er te weinig woningen zijn – het probleem is dat de woningen die er zijn, onbetaalbaar zijn voor veel mensen. Meer bouwen zonder het systeem te veranderen, maakt de crisis juist groter. De kloof tussen arm en rijk wordt nog groter gemaakt omdat er veel huizen zijn voor de rijken en weinig voor de mensen met een laag of modaal inkomen. Daardoor zijn de nieuwe woningen onbereikbaar voor de meerderheid of worden ze dat omdat de huur niet gereguleerd wordt. Hierdoor groeit het aantal mensen dat teveel betaalt aan hun woonlasten. Bijna 1 op de 5 hurende Amsterdammers betalen (veel) te veel huur ten opzichte van hun inkomen en kunnen daardoor in de problemen komen. We hebben een bredere aanpak nodig die naast bouwen ook maatregelen neemt om woningen echt betaalbaar te maken. 

Stop de uitverkoop van betaalbare huurwoningen. De afgelopen tien jaar is Nederland tenminste 100.000 sociale huurwoningen verloren en het aantal neemt nog steeds af. Er worden sociale huurwoningen verkocht door woningcorporaties omdat ze het geld nodig hebben voor het bouwen van nieuwe woningen en het onderhoud aan de bestaande voorraad. Het volgende kabinet moet daarom de portemonnee trekken voor de woningcorporaties zodat zij hun bezit niet langer hoeven te verkopen om aan minimaal onderhoud en verduurzaming te kunnen voldoen. Dat kost geld, maar stukken minder dan het bouwen van tien nieuwe steden. De woningen die er al staan behouden voor de mensen die ze het hardst nodig hebben is een no-brainer. Daarnaast moet de middenhuur “eeuwigdurend” worden. Op dit moment is de standaard dat nieuwbouwwoningen met middeldure huur na 25 jaar naar de vrije sector gaan of verkocht worden. Deze woningen verdwijnen dus weer voor de middeninkomens. 

De overheid pakt de regie terug en investeert langjarig in de bouw van betaalbare woningen. Zo zorgen we voor een toekomstbestendige woningvoorraad, zodat we de wooncrisis permanent achter ons kunnen laten. Er komt een Nationale Grondbank om gemeenten toegang te geven tot bouwgrond zonder dat ze concurreren met projectontwikkelaars. Dit voorkomt dat bouwgrond wordt opgekocht door private partijen die alleen gericht zijn op winstmaximalisatie, wat de prijzen verder opdrijft. Op die manier kunnen gemeenten weer bepalen wat waar gebouwd wordt, in plaats van de investeerders. De huren worden de komende tien jaar beperkt geïndexeerd. De inwoners van Nederland hebben al genoeg bijgedragen aan de zakken van investeerders. En het uiteindelijke doel: de inkomensgrens voor sociale huurwoningen wordt verhoogd. Het doel is dat er straks genoeg woningen voor lage- en middeninkomens zijn en dat een woning van een woningbouwcorporatie geschikt is voor beide groepen. Dit moet mijn inziens naast de regulering van alle huur toch dé favoriete maatregel zijn voor iedereen die zegt dat “vroeger alles beter was” (want in dit geval ben ik het daar mee eens). 

Bouwen met oog op doorstroming 

Zoals eerder beschreven zitten achter een oudere die vastloopt op de woningmarkt nog vele anderen die daardoor niet kunnen doorstromen naar een passende woning. Daarom moeten we nieuwbouw inrichten met het oog op doorstroming. Elke gemeente wordt verplicht om in kaart te brengen welke groepen momenteel niet passend wonen. Grote gezinnen, ouderen of mensen met specifieke zorgbehoeften moeten geschikte woningen krijgen. Dat betekent dat er vooral meer ouderen- en gezinswoningen gebouwd moeten worden. Gemeenten moeten deze specifieke woningtypes voorrang geven in hun bouwplannen om te zorgen voor de juiste doorstroming. Er komt een landelijk doorstroomoffensief. Amsterdam heeft een doorstroomoffensief opgezet om de beweging binnen de woningmarkt te versnellen. Zo worden ouderen geholpen bij een verhuizing met een vergoeding en hulp via een verhuisservice. Er zijn coaches die mensen die willen doorstromen helpen met het zoeken naar een geschikte woning. Dit geldt niet alleen voor de sociale huursector, maar voor alle sectoren. Zo komen gezinswoningen weer vrij voor gezinnen en wonen ouderen toekomstbestendig. 

Er moeten woongebouwen gebouwd worden voor tijdelijke woonvragen, zoals bij een scheiding, economische dakloosheid of korte periodes van werk in een andere regio. Deze woningen vervangen geen permanente woningen, maar bieden een oplossing voor tijdelijke woonbehoeften. Omdat die er zo veel zijn is het nodig hier permanente locaties voor in te richten. Ook voor jongeren en studenten worden verschillende soorten woningen gebouwd, zoals kamers, kleine studio’s en vernieuwende woonvormen die aansluiten bij hun behoeften en budget. Zij plukken nu vaak de zuurste vruchten van de wooncrisis omdat ze überhaupt de kans niet krijgen uit huis te gaan. Niet voor niets zien we in het land dat jeugddakloosheid toeneemt. 

Solidariteit is het uitgangspunt 

Als we een einde willen maken aan de wooncrisis hebben we elkaar keihard nodig. Aan de ene kant om ons niet tegen elkaar uit te laten spelen door lobbyisten en populistische politici. Aan de andere kant omdat we allemaal een bijdrage kunnen leveren aan de oplossing door de nood van een ander (ook) te erkennen en een eerlijk deel bij te dragen aan de oplossing. De hypotheekrenteaftrek moet worden afgebouwd. Dit is een belangrijke maatregel om verdere prijsopdrijving te voorkomen én de investeringen in betaalbare huurwoningen te financieren. Laat de opbrengst direct terugvloeien naar huurregeluring, woningcorporaties en de bouw van betaalbare woningen. En ook moeten we scheefwonen weer in balans brengen. Als het inkomen stijgt, moet de huur meestijgen tot maximaal middenhuur. Door de huren op deze manier aan te passen krijgen woningbouwcorporaties meer inkomsten die zij in kunnen zetten voor de bouw van nieuwe betaalbare woningen. Bovendien moeten er in- en uitstroomregelingen komen voor sociale woningen en middenhuur. Als je in een te dure woning zit, moet er een manier zijn om te kunnen instromen in een betaalbare woning. En als je teveel verdient voor de woning waar je in zit, dan moet er een regeling zijn om, met begeleiding vanuit de gemeente, te verhuizen naar een passende woning. Dit alles kunnen we wel pas invoeren als ook de rest van het systeem is aangepast. Op dit moment is scheefwonen een onoplosbaar kwaad waar de bewoner zelf nauwelijks een uitweg voor heeft.

De lokale woonbehoefte centraal 

We stemmen de woonbehoefteregionaal af tussen gemeenten. Te vaak, zelfs op landelijk niveau, wordt een woningbouwprogramma afgestemd op wat politiek wenselijk is en niet op wat de werkelijke behoefte van de inwoners is. We moeten simpelweg gaan bouwen wat nodig is. Per regio wordt precies in kaart gebracht welke woningen er nodig zijn, afhankelijk van inkomen, gezinssamenstelling en zorgvraag. Dit zorgt ervoor dat we gericht bouwen voor de mensen die het nodig hebben, en niet voor wat beleggers het meeste opbrengt. Er moet extra gebouwd voor specifieke beroepsgroepen zoals docenten, politieagenten, zorgmedewerkers en afvalmedewerkers. Deze mensen hebben vaak moeite om een betaalbare woning te vinden, terwijl zij essentieel zijn voor het functioneren van onze samenleving. Gemeenten krijgen de bevoegdheid om 60 procent van de betaalbare woningen toe te wijzen aan hun eigen inwoners. Dit geldt ook voor koopwoningen. Dit plan haalde het bijna in de Tweede Kamer, maar helaas stemde D66 toen tegen, bij de formatie kan dit worden hersteld.  

Daarnaast wordt 20 procent van de sociale- en middenhuurwoningen regionaal verdeeld om kwetsbare groepen en andere maatschappelijke groepen een kans te geven. Omdat statushouders aan specifieke gemeenten worden toegewezen, vallen zij onder de 60 procent die aan lokale inwoners wordt toebedeeld. Dit zal niet tot verdrukking leiden omdat op dit moment slechts 7 procent van de woningen naar statushouders gaan. Twintig procent van de betaalbare woningen en alle dure woningen blijven beschikbaar voor mensen van buiten de eigen gemeente. In studentensteden moet dit ruimer zijn: het is belangrijk dat studenten een stad kunnen kiezen die bij ze past en dus ook in die stad een studentenwoning kunnen vinden. Deze lokale voorrang bevordert een eerlijke verdeling en zorgt ervoor dat mensen zich niet alleen kunnen vestigen in een gebied, maar dat ze weten dat ze er kunnen blijven. 

Het is belangrijk dat we als samenleving solidair zijn met mensen voor wie het leven extra uitdagend is. Zo moet elke gemeente de verplichting krijgen om voor voldoende rolstoeltoegankelijke woningen te zorgen. Dit betekent dat er voldoende woningen moeten zijn voor mensen met een beperking of behoefte aan zorg. Als een rolstoelgebruiker de woning verlaat, moeten de overige bewoners binnen 3 jaar verhuizen naar een andere woning die, met begeleiding van de gemeente, beter past bij hun situatie. Zo blijven rolstoelwoningen beschikbaar voor degenen die ze nodig hebben. Onder de vele groepen mensen die in de verdrukking zijn geraakt in het Nederlandse beleid is er  een specifieke groep waar mijn hart ook naar uitgaat: de woonwagenbewoners. Zij verdienen onze solidariteit nadat tientallen jaren de discriminatie richting deze bewoners zorgde voor de afname van het aantal standplaatsen. Gemeenten worden daarom verplicht om voldoende ruimte te reserveren voor woonwagens en de bijbehorende woonvoorzieningen. Dit voorkomt dat woonwagenbewoners gedwongen worden om illegaal ergens te verblijven of in een stenen woning moeten wonen. 

Er moet meer ruimte worden gecreëerd voor kunstenaarswoningen, zodat ook creatieve professionals zoals kunstenaars, musici en ontwerpers toegang hebben tot betaalbare woonruimte die hun werk ondersteunt. Het leven draait immers om meer dan ons inkomen of de plek die we innemen op de “succesladder”. En wie kan ons die spiegel beter voorhouden dan kunstenaar? Ook zij verdienen een betaalbaar onderkomen in onze samenleving. Door meer kunstenaarswoningen te bouwen, kunnen we niet alleen cultuur bevorderen, maar ook het levendige karakter van onze gemeenschappen behouden. Dit zorgt ervoor dat kunstenaars niet worden verdrongen door de stijgende vastgoedprijzen en dat ze kunnen blijven bijdragen aan de samenleving.

Eerlijk over wat er beter kan 

Ik richt in dit verhaal mijn pijlen op de markt en wat de verheerlijking van de markt teweeg heeft gebracht. Echter, het is ook belangrijk om te reflecteren op de rol van het beleid van woningbouwcorporaties en gemeenten. Door de verhuurdersheffing, maar ook door een veranderde visie op de rol van woningbouwcorporaties, is de kwantiteit en kwaliteit van sociale woningen sterk afgenomen. Er zijn grote problemen met onderhoud en schimmel, en de verduurzaming komt vaak moeizaam op gang. In mijn werk zie ik dat medewerkers en bestuurders van woningbouwcorporaties hard werken en het hart op de goede plek hebben. Er gaat veel goed, maar er gaan ook nog veel dingen mis. Ik geloof er in dat we organisaties nodig hebben die op grote schaal betaalbare woningen kunnen bouwen en beheren. Tegelijkertijd staat het vertrouwen van bewoners in woningbouwcorporaties onder druk. 

Daarom is het belangrijk dat er een nieuwe vorm wordt gevonden waarin corporaties zich tot hun huurders verhouden. Het is belangrijk dat woningbouwcorporaties weer van de huurders worden. De raad van commissarissen wordt voor 60% gevuld met huurders, of corporaties kunnen steward owned worden, wat betekent dat de huurders daadwerkelijk zeggenschap krijgen over hun woning en hun leefomgeving. Daarnaast moet er wetgeving komen die wooncoöperaties en collectieve woonvormen ondersteunt. Dit biedt ruimte voor gemeenschappen die gezamenlijk wonen en bouwen, zodat mensen in coöperaties toegang krijgen tot woningen tegen lagere kosten. Wooncoöperaties krijgen voorrang bij kavels voor nieuwbouw, mits zij zowel sociale als middenhuurwoningen bouwen. Ook woongroepen krijgen ruimte voor eigen initiatieven, waarmee we alternatieve woonvormen stimuleren. We zien in Wenen dat dit werkt en dat daarmee de huren betaalbaar blijven. Laten we dat beleid overnemen en de huurder centraal stellen. 

Ook gemeenten hebben te veel mee geleund met het beleid wat de markt verheerlijkte. Breder zie je dat gemeenten het contact met inwoners zijn kwijtgeraakt, zeker in kwetsbare buurten. Ook gemeenten hebben deze bewoners te lang niet gezien. Dat herstellen vraagt van de politiek om goed te luisteren maar ook om over te gaan tot actie. 

Conclusie: Bouwen aan rechtvaardigheid

De wooncrisis is geen natuurverschijnsel. Het is de uitkomst van keuzes – en dus ook omkeerbaar. Wat we nu zien, is het resultaat van decennia van politieke keuzes. Wonen is tot een winstmodel voor huisjesmelkers en rijke investeerders gemaakt, in plaats van een basisrecht voor iedere Nederlander. Maar we hebben de mogelijkheid om het tij te keren, als we nu handelen. En het goede nieuws is dat het overgrote deel van de maatregelen die we moeten invoeren, niet over bouwen gaan. Dat is fijn, want als we ons een weg uit de wooncrisis moeten bouwen zijn we nog tientallen jaren bezig. Om maar niet te spreken van stikstofproblematiek, netcongestie en personeelstekorten in de bouwsector. 

Het moment voor verandering is nu. De wooncrisis raakt ons allemaal, van jong tot oud, van starter tot gezin. De overheid moet weer de regie nemen en volkshuisvesting sterker, eerlijker en duurzamer maken dan ooit. 

Ik kan me voorstellen dat je denkt “Maar hoe betalen we dit allemaal?” Daar zijn twee antwoorden op. Allereerst zal het heel veel geld besparen als mensen een betaalbare en passende woning hebben. De maatregelen die ik voorstel zijn vooral investeringen in de toekomst van ons land. Door de wooncrisis aan te pakken verminderen we tal van andere problemen en kostenposten. Denk aan de vermindering van gezondheidsproblemen door schimmel en slechte woonomstandigheden, het verminderen van dakloosheid (en daarmee minder opvanglocaties), het verminderen van uithuisplaatsingen en lagere jeugdzorg kosten, lagere zorgkosten, meer kansengelijkheid voor kinderen omdat ze een rustige plek hebben om huiswerk te maken, lagere studentenleningen, en de verhoging van de productiviteit en het welzijn van werknemers die niet langer worden belast door een onbetaalbare huur. En denk aan de vele miljarden die we nu kwijt zijn aan het bestrijden van armoede en schuldhulpverlening, vaak mede veroorzaakt door torenhoge woonlasten. Het bieden van stabiele en betaalbare woningen leidt tot minder stress, minder ziekteverzuim, en meer sociale samenhang. Het maakt onze steden leefbaarder, gezonder en veerkrachtiger. 

Veel van de maatregelen die ik voorstel kosten de overheid bovendien geen geld. Voor die zaken die dat wel doen heb ik al een evidente dekkingsbron genoemd: de afbouw van de hypotheekrenteaftrek. Daarnaast zijn er veel maatregelen die geld op kunnen leveren. Mijn inzet zou zijn: haal het geld bij de mensen die het hebben: de rijksten van Nederland. Geef daarnaast de mogelijkheid aan mensen om te investeren in wooncoörporaties: als men wil verhuizen naar een woning in een coöperatie en overwaarde heeft op de huidige woning, moet het makkelijk zijn om die te investeren. Zo kan een coöperatie bouwen én krijgt degene die het geld in legt ook nog rendement. 

“ De keuze ligt bij de politiek: kiezen we voor beleid dat de woningmarkt ten dienste stelt van de rijken, of kiezen we voor beleid waarin wonen weer als een recht wordt beschouwd, in plaats van een winstobject? ”
Zita Pels Lijsttrekker en wethouder volkshuisvesting

Het is tijd voor actie. De keuze ligt bij de politiek: kiezen we voor beleid dat de woningmarkt ten dienste stelt van de rijken, of kiezen we voor beleid waarin wonen weer als een recht wordt beschouwd, in plaats van een winstobject? De wooncrisis is omkeerbaar, en het nieuw te vormen kabinet bepaalt welke koers we gaan varen. Het is tijd om de overheid weer verantwoordelijk te maken voor het recht op een dak boven je hoofd. We hebben de oplossingen, we hoeven ze alleen maar toe te passen. Het is tijd om een einde te maken aan de wooncrisis en te bouwen aan rechtvaardigheid. Het is tijd dat een volgend kabinet de nek uitsteekt voor de volkshuisvesting. Ik hoop op een antwoord op de simpele vraag wie partijen nu eigenlijk belangrijker vinden: inwoners, of de mensen die nu over de rug van deze inwoners gouden bergen verdienen. 

We zullen in Amsterdam onvermoeibaar blijven strijden voor een eerlijke en sociale stad. Een stad die echt als een thuis voelt. Met het besef dat een stad geen optelsom is van stenen, maar van mensen — mensen die elkaar dragen, beschermen en ruimte gunnen. En daarom blijft Amsterdam strijden, zelfs wanneer Den Haag aarzelt. Omdat wij weten voor wie we het doen en omdat wij weten van wie de stad is: de Amsterdammers. Van iedereen die elke dag vecht om hier te kunnen wonen, werken, liefhebben en bestaan. En zolang dat zo is, zullen we blijven bouwen — aan betaalbare huizen, aan rechtvaardigheid en aan een toekomst waarin wonen weer een recht is. Voor Amsterdam, want deze stad is van ons en niet van de huisjesmelkers. Dus ter afsluiting een keiharde boodschap aan alle huisjesmelkers, malafide verhuurders en anderen die onze stad uitknijpen en die denken misbruik te kunnen maken van de wooncrisis: Change= is vertrokken, en iedereen die misbruik maakt van ons basisrecht op een woning, volgt vroeg of laat.