Begin deze week stond in het Parool dat het kleurige ‘Slangenpand’ in de Spuistraat wordt witgeschilderd. Een vrijplaats wordt letterlijk uitgewist. Weggevlakt. Misschien symbolisch voor wat er met de vrije ruimte van de stad gebeurt? GroenLinks maakt zich zorgen om de vrije ruimte en daarmee Amsterdam als vrije en creatieve stad.
De vrije ruimte. Zo belangrijk om te hebben in een creatieve stad. Ruimte om buiten de lijntjes te kleuren. Ruimte om de creatieve geest de vrije loop te laten. Ruimte om te groeien en ontwikkelen; om te mislukken. En: ruimte voor andere afwegingen dan uitsluitend financiële. En dat is ook wat waard. Veel zelfs. Want in die vrijheid groeien subculturen die een voedingsbodem zijn voor ‘de cultuur’. Niet voor niets heette het eerste broedplaatsenbeleid uit 2000: “Geen cultuur zonder subcultuur”.
Vernieuwd beleid
Woensdag werd het vernieuwde broedplaatsen- en atelierbeleid besproken in de gemeenteraad. Broedplaatsen zijn atelierverzamelgebouwen voor startende kunstenaars en beginnende creatieve ondernemers. Om het ingewikkeld te maken zijn er daarnaast ook nog atelierpanden: dit zijn panden met betaalbare ateliers. Broedplaatsen zijn vaak tijdelijke panden van ontwikkelaars; atelierpanden bestaan vaak al heel lang en zijn eigendom van de gemeente of corporaties. Broedplaatsen richten zich met name op jong talent en staan in het teken van toegankelijkheid en talentontwikkeling; in atelierpanden zitten veel kunstenaars voor langere tijd.
Wat goed is aan het nieuwe beleid, is dat er wederom jaarlijks extra ruimte komt: 10.000 m2. Ook goed dat er veel is gesproken met de kunstenaars. Maar de hoofddoelstelling laat zich samenvatten in een paar woorden: doorstroming en toegankelijkheid voor jong talent. En ja, toegankelijkheid is heel belangrijk, maar in het beleidsstuk stond echt álles in dat teken. Dit betekent bijvoorbeeld dat - in tegenstelling tot nu - álle ruimtes (atelier of broedplaats) tijdelijk verhuurd worden. Dus ook voor de hele huidige ateliervoorraad. Daarna moeten deze kunstenaars het zelf uitzoeken.
Geen vercommercialisering van de kunst
Tijdelijkheid en doorstroming was nou juist hoofdfunctie van de broedplaatsen, niet van álle ateliers. En waar moet er dan naar doorgestroomd worden? We weten namelijk ook dat zelfs gerenommeerde kunstenaars, die soms al decennia internationaal aan de weg timmeren en een reputatie hebben, soms helemaal niet genoeg verdienen voor het commerciële circuit. Zeker nu vastgoedprijzen de pan uit rijzen. Het grote geld heeft de stad gevonden, een groot verschil met vier jaar geleden. Jagen we zo dus op termijn niet kunstenaars de stad uit? Wordt de beeldende kunst daarmee niet op een te rigide spoor van commercialisering gezet? Gaat de vrije ruimte zo niet teveel verloren? Wij vreesden van wel.
Ruimte voor langduriger verhuur
GroenLinks had daarom een aantal wijzigingsvoorstellen. Een voorstel om de helft van de ateliers te behouden voor langduriger verhuur dan tien jaar heeft het niet gehaald; maar ons voorstel om beredeneerd af te mogen wijken van het beleid wél. Er blijft zo dus wel degelijk ruimte voor langduriger verhuur. Daarnaast kunnen kunstenaars of creatieven straks ruimtes delen en hoeven ze dank zij een motie van GroenLinks niet elk de volle mep betalen, maar delen ze de huurkosten. En tot slot komt er dankzij een motie van GroenLinks een stevige ondergrens op het aantal ateliers: er mogen geen waardevolle atelierpanden meer verloren gaan, zoals eerder met de Fagelstraat is gebeurd.
Voor GroenLinks is het belangrijk dat kunstenaars zich in Amsterdam kunnen blijven vestigen én blijven werken - ook al staat hun werk wellicht niet direct in het teken van verkoopbaarheid. Want de vrije ruimte mag nooit te koop zijn.