Tijdens de Dag van de Arbeid organiseerde GroenLinks een bijeenkomst in De Burcht over de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Ter afsluiting gaf fractievoorzitter Rutger Groot Wassink een toespraak over klassenstrijd, ongelijkheid en segregatie. Lees hier de speech terug.

Allereerst: fijn ook om jullie hier te mogen begroeten. Hier, in het paleis van de arbeider. Met de prachtige muurschilderingen van onder anderen Richard Roland Holst. Het heeft voor mij iets nostalgisch, iets weemoedigs haast. Dit versteende symbool van werknemersmacht, een monument voor de kracht van links, waar we nu vaak te defensief en verdeeld lijken te zijn.

En misschien is het omdat ik graag oude boeken lees. Maar, wie heeft het nog over de arbeider? Bestaat die eigenlijk nog? En wie heeft het nog over een begrip als klassenstrijd? En belangrijker wellicht, wie droomt er nog van vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid?

Even over de klassenstrijd. Kort samengevat was de klassenstrijd volgens Marx de motor van de menselijke geschiedenis en betekende het niks meer of minder dat de bestaande klassen continu met elkaar in gevecht waren om:

  • ofwel de productieverhoudingen aan te passen (proletariaat)
  • dan wel de bestaande situatie te behouden (bourgeoisie)

Volgens Marx kon het niet anders dat het proletariaat naar verloop van tijd doorkreeg dat ze uitgebuit werd. Mensen raakten vervreemd en verdrietig, gingen ze zich verenigen. En yadda, yadda, yadda, revolutie, bevrijding van de arbeid en ze leefden nog lang en gelukkig. Zoiets.

En daar zijn we dan. 133 jaar nadat Marx z’n laatste adem uitblies. We kunnen in elk geval vaststellen dat het niet helemaal gelukt is met die klassenstrijd. En dan druk ik me nog vriendelijk uit. Maar daar gaat het nu niet om.

Marx was ontegenzeggelijk een groot denker en veel van zijn ideeën hebben wel degelijk relevantie voor onze wereld en deze tijd. Want, natuurlijk, de omstandigheden zijn anders dan ruim een eeuw terug, maar zitten de meesten van ons niet nog altijd vast in de ketens van betaald werk en de ratrace van de carrière?

En is de verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt met de bijkomende bestaansonzekerheid niet gewoon een nieuwe vorm van uitbuiting? Want, zouden we niet beter en eerlijker met werk en welvaart om kunnen gaan dan we nu doen? En ik weet het, het is vaak aangekondigd, vooral op 1 mei, maar kraakt en piept het kapitalisme niet als een oude stoommachine die nodig aan vervanging toe is?

Centraal in Marx’ denken is de onvermijdelijkheid van de crisis van het kapitalisme. Maar in alle eerlijkheid, ik vind dat wachten op een crisis wat ongemakkelijk. En daarnaast: het enthousiasme waarmee sommigen een crisis verwelkomen en aangrijpen om nog grotere schade aan te richten, vind ik ronduit eng.

U kent ongetwijfeld de sleetse uitdrukking: never waste a good crisis. Vaak toegeschreven aan Churchill maar bij voorkeur gebruikt door neoliberale politici om in moeilijke tijden de verzorgingsstaat verder te slopen onder het mom van flauwekultermen als ‘eigen regie’ en zelfredzaamheid.

Ik weet het niet zo goed met die crises. Ik wil er niet op vertrouwen om dingen te veranderen. Ik ben bezig in No Time van Naomi Klein en daar staat doodleuk als citaat op de cover dat ‘de klimaatcrisis de wereld ten goede kan veranderen’. Ik hoop het zeer, daar niet van. Maar ik heb er een hard hoofd in. Klimaatverandering stoppen zou al heel wat zijn. En we weten van sommigen volgelingen van Marx hoe het af kan lopen met alles-oplossende- blauwdrukken.

Maar meer in het algemeen, zouden we er niet beter aan doen crises voor te zijn? Gewoon, handelen als we een probleem voorzien? Want als je op een wat bescheidener niveau kijkt, zeg Nederland, of Amsterdam, dan is er een nieuwe sociale kwestie. Een nieuwe sociale kwestie die dezelfde toewijding en politieke prioriteit verdient als de achturige werkdag dat had voor de lieden in wiens huis we zijn. Die ons linksen en progressieven dwingt om ons te verenigen om een grote crisis te voorkomen.

Ik heb het natuurlijk over de groeiende ongelijkheid. Die in deze stad steeds tastbaarder wordt. In het rapport ‘Gescheiden Werelden’ schreven het Sociaal Cultureel Planbureau en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid al in 2014 dat Nederland sociaal en cultureel gespleten raakt. De kloof tussen laag- en hoogopgeleiden dreigt zo diep te worden dat we elkaar niet meer ontmoeten. En belangrijker, niet meer kennen. Maar was dit maar het enige.

Opleidingsniveau hangt in toenemende mate samen met je inkomenspositie, met waar je woont en op welke school je zit. En om het nog zorgwekkendender te maken: vaak met je etniciteit. We worden een gesegregeerde stad van winnaars en verliezers. En niets daartussen.

Die tegenstelling, dat conflict, die klassenstrijd zo u wilt, polariseert, verdeelt en desintegreert. En als het niet lukt dat te keren zijn we echt ver van huis. Dan belanden we in een crisis die z’n weerga niet kent. Dan belanden ‘samen leven’ en ‘broederlijkheid’ op de mestvaalt van de geschiedenis. Maar de aandacht voor het onderwerp neemt gelukkig toe.

Kijk naar Samsom die een poging doet met een onderwijsplan. Ik juich dat toe, al is het niet genoeg. De gewichtenregeling - waarmee geld voor achterstandsleerlingen wordt verdeeld - versoberd, waardoor kinderen van ouders met een MBO-2 opleiding geen achterstandsleerlingen meer zijn. Als je daarnaast de herkomst van de ouders of de buurt waar je woont niet meeneemt, dan gaat het mis. Dan geef je kinderen niet de start die ze verdienen. Dan blijft het hebben van gelijke kansen een fictie.

Maar laten wij ook in de spiegel kijken. Ja, GroenLinks doet veel voorstellen om ongelijkheid te bestrijden. Maar ook wij hebben het leenstelsel ingevoerd. En dat gelul over ‘de boeggolf’ kan niet verhullen dat het systeem segregatie bevordert. En ook dat is een klap in het gezicht van kansengelijkheid. Wat ik zou wensen is dat de linkse partijen zich verenigen om de ongelijkheid in Nederland aan te pakken.

En ja, onderwijs is dan belangrijk. Maar inkomenspolitiek, het uitkeringsbeleid en bijvoorbeeld een visie op de woningmarkt mogen dan niet ontbreken. De keuze is simpel: verdere segregatie of de samenleving zo inrichten dat er echte kansengelijkheid ontstaat.

Dat is het keerpunt waarop we staan om de volgende crisis te voorkomen. Al weer jaren geleden schreef de Tweede Kamerfractie van GroenLinks een veel bediscussieerd stuk over sociaaleconomische vraagstukken met de titel ‘Vrijheid eerlijk delen’. Het lijkt me tijd voor iets nieuws.

Nu de ongelijkheid toeneemt en de kloof tussen bevolkingsgroepen verdiept. Lijkt het mij tijd voor: ‘Gelijkheid eerlijk delen’. Dat zou een interessante gezamenlijke inzet voor de verkiezingen zijn. Wat mij betreft belangrijker dan wie de grootste op links wordt.

Ik sluit af met een citaat van Domela Nieuwenhuis:

“Alleen zij, die gelijkelijk onafhankelijk zijn en toegerust met gelijke machtsmiddelen zijn vrij. En waarom? Omdat zij gelijk zijn. De gelijkheid draagt dus de vrijheid in zich, want ongelijkheid betekent willekeur en knechtschap.”

Gelijkheid eerlijk delen! Laat dat de inzet van de nieuwe klassenstrijd zijn. Of van de verkiezingen, dat mag ook.