Hier zijn de schriftelijke vragen te lezen die Maarten van der Meer indiende over de Combino.
Aan het College van Burgemeester en Wethouders te Amsterdam
Het raadslid de heer Van der Meer richt, op grond van art. 18 van het Reglement van Orde voor de Gemeenteraad, de volgende schriftelijke vragen tot het College van Burgemeester en Wethouders:
De Combino heeft te kampen met grote geluids- en constructiemankementen. Hierdoor lijkt de levensduur van 30 jaar voor de Combino niet verzekerd. Inmiddels heeft het College laten weten dat zij samen met het GVB onderhandelt over stapsgewijze reconstructie en reparatie van alle 140 in Amsterdam rijdende Combino’s. De eerste Amsterdamse trams zouden 1 januari 2005 terug moeten naar Siemens Duitsland voor reparatie. Er zou echter nog een verschil van inzicht zijn tussen de gemeente en de GVB aan de ene kant en Siemens, de ontwikkelaar van de Combino aan de andere kant over in welke mate deze reconstructie/reparatie daadwerkelijk de overeengekomen levensduur van 30 jaar garandeert. Tot de partijen op dit punt het met elkaar eens zijn geworden is afgesproken dat er nog geen trams uit roulatie worden gehaald en worden vervoerd naar Duitsland voor reparatie.
Inmiddels zijn er echter verdere ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de
mogelijkheden die ter beschikking staan van Siemens om te komen tot een oplossing van de problemen met de Combino’s in Amsterdam. Zo is de afgelopen week bekend geworden dat de Aluminiumverwerker Alcan is gestopt met de verdere ontwikkeling en het afbouwen van de tramwagons. Als reden wordt gegeven de problemen rond de ontwikkeling van de Combino. Alcan zal in verschillende landen in Europa in totaal 520 werknemers ontslaan. Dit maakt de mogelijkerwijs de garantie op de levensduur van de Combino’s nog onzekerder.
Reeds op 17 december 2003 zijn de Europese openbaar vervoer bedrijven in vergadering bijeen gekomen in de Sheraton te Frankfurt am Main. Daar zou na deze vergadering een gezamenlijk communiqué naar buiten zijn gebracht waarin werd gesteld dat de problemen snel opgelost zouden zijn.
Verder is in Wenen is een lagevloertram met ultra light floor in gebruik genomen, die niet te kampen zou hebben met de constructiefouten van de Combino (140 stuks). Deze trams zijn ontwikkeld door een onderneming die inmiddels onderdeel is geworden van het Siemensconcern.
Daar de Gemeente en het GVB nu nog in onderhandeling zijn met Siemens over een deugdelijke oplossing van de problemen met de Combino’s stelt de vragensteller op grond van vorenstaande de volgende vragen.
1. Is het College op de hoogte van de problemen bij de Aluminiumverwerker Alcan?
2. Heeft de ontwikkeling bij Alcan volgens het College directe gevolgen voor de levensduurverwachting van de Amsterdamse Combino’s?
3. Heeft het besluit van Alcan de productie van de tramwagons stop te zetten invloed op de inzet van de onderhandelingen van het GVB en de gemeente met Siemens?
4. Is het College op de hoogte of een afgevaardigde van het GVB aanwezig is geweest bij de bijeenkomst in Frankfurt am Main van 17 december 2003.
5. Is het College op de hoogte gebracht van hetgeen is besproken en de conclusies van deze bijeenkomst?
6. Is het College op de hoogte van het feit dat in Wenen wel een goed functionerende lagevloertram met Ultra light floor rijdt ontwikkeld door een bedrijf dat onderdeel uitmaakt van het Siemensconcern?
7. Is het College samen met het GVB bereid in de onderhandelingen met Siemens mee te nemen dat wordt onderzocht of het vervangen van de Combino voor trams die in Wenen rijden tot de mogelijkheden behoort?
8. Acht het College het mogelijk en wenselijk om een tram van het type dat in Wenen wordt ingezet in Amsterdam de komende periode te laten proefrijden om zo te onderzoeken of inzet van dit type tram in Amsterdam tot de mogelijkheden behoort?
Het lid van de Gemeenteraad,
Maarten van der Meer