Dit artikel verscheen op 3 juni in NRC Handelsblad.

Het lijkt de stad Amsterdam voor de wind te gaan. De groei van het toerisme rijst de pan uit. Zo is het aantal hotelovernachtingen sinds 2008 met 58 procent gestegen en verspreidt vakantieverhuur zoals Airbnb zich als een olievlek over de stad. Steeds meer mensen willen in Amsterdam wonen, waardoor de toch al behoorlijk hysterische woningmarkt overspannen raakt.

Op zich is het natuurlijk leuk en goed dat de stad zo populair is. Al die toeristen brengen geld in het laatje en daar hebben alle Amsterdammers misschien wel baat bij. Maar sommigen lijken haast bedwelmd door zoveel economische voorspoed en verliezen zich in megalomane groeifantasieën. De stad zou zo snel mogelijk nog méér moeten groeien naar wel twee miljoen inwoners. Dus hup! Bouw de buitengebieden vol. En het boeit niet dat de laatste groene, open gebieden verdwijnen. Mee in de vaart der volkeren want pas dan kunnen we ons meten met Londen en Parijs, of zoiets.

Eerlijk gezegd leidt die fixatie op groei bij mij vooral tot groeiend onbehagen. Het verhult reële problemen in de stad als drukte, ongelijkheid en segregatie. Meer fundamentele vragen over nut en noodzaak van die groei worden er door vermeden. En het gaat voorbij aan bijvoorbeeld de vraag van wie de stad eigenlijk is. Wat mij betreft is groei geen doel op zichzelf maar altijd een middel. En je moet je afvragen of het wel een geëigend middel is, of dat het erger is dan de kwaal. Want wat is nu voor de lange termijn het gevolg van het maximaal vercommercialiseren van de stad? Welk effect heeft het de binnenstad haast eenzijdig te exploiteren? Wordt de stad daar echt beter van? En vooral, wie heeft er wat aan?

Onze missie is wat mij betreft niet economische groei maar wat we doen om de groeiende ongelijkheid en segregatie tegen te gaan. Dat is de echte vraag waar we voor staan. De ongelijkheid in inkomens en vermogen is in Amsterdam groter dan in de rest van het land. Vier van de tien Amsterdammers hebben moeite met rondkomen. Vier van de tien! En in toenemende mate weten mensen daar niet aan te ontsnappen.

Zorgwekkend is daarnaast dat die inkomensongelijkheid zich in toenemende mate ruimtelijk vertaalt. Delen van de stad zijn door het groeiende toerisme, prijsopdrijving door schaarste aan woningen en de verkoop van sociale huurwoningen niet langer toegankelijk voor mensen met een wat kleinere beurs. Dat is wat mij betreft een onwenselijk gevolg van ongebreidelde groei.

De polarisatie tussen inkomensgroepen manifesteert zich het meest pijnlijk in de kansenongelijkheid voor kinderen. Het maakt wel degelijk uit in welke wijk je opgroeit en naar welke school je gaat. Het maakt verschil of je in Geuzenveld of in Amsterdam-Zuid opgroeit. Niet iedereen krijgt dezelfde kansen zichzelf te ontwikkelen. Terwijl de mate waarin juist dát lukt voor mij de definitie van een succesvolle stad bepaalt.

Voor iedereen is tastbaar dat de verhoudingen tussen hoog- en laagopgeleiden, tussen hoge en lage inkomens en tussen bevolkingsgroepen onze stad sociaal en cultureel dreigt te splijten.

We leven in toenemende mate langs elkaar heen en de verschillen worden groter. De stad als emancipatiemachine stokt. En als deze ontwikkeling zich doorzet is Amsterdam straks een stad met een grote welvarende bovenlaag, een onderklasse die steeds meer onder druk staat en een tanende middenklasse. Dat is volstrekt onwenselijk en in strijd met het ideaal van de ongedeelde stad waar ruimte is voor eenieder. Onze samenleving wordt – als we niet ingrijpen – capsulair, gefragmenteerd, gebroken. Waar winnaars en verliezers langs elkaar heen leven. De stad verliest dan zijn ziel en vervalt tot een speeltuin voor toeristen en bevoorrechten.

In plaats van te dwepen met blind vooruitgangsgeloof moeten we juist nu er alles aan doen om de stad voor alle Amsterdammers aantrekkelijk te houden.