‘Door bezuinigingen werkt de kunstenaar weer voor hongerloon’ kopt de Volkskrant op vrijdag 22 januari. En inderdaad, uit een rapport dat de Sociaal Economische Raad (SER), in opdracht van minister Bussemaker schreef, blijkt dat de bezuinigingen in de kunst- en cultuursector keihard zijn aangekomen en dat de inkomenspositie van zzp'ers in de culturele sector ernstig is verzwakt. ‘Een ravage’.

Minister Bussemaker stelt - terecht - dat de rekening voor de bezuinigingen niet bij de kunstenaars terecht mag komen en zegt twee miljoen uit te trekken om hun positie te verbeteren. Haar statement is natuurlijk de omgekeerde wereld. Na het doorvoeren van meer dan 200 miljoen aan bezuinigingen en het wegvallen van vangnetten als de Wwik is het niet raar dat de cultuursector onder druk staat. Al eerder dit jaar kwamen berichten van deze aard naar buiten. In die zin zijn de uitkomsten ook niet verbazend of nieuw.

De oplossingen van Bussemaker ogen obligaat: twee miljoen reparatiegeld en meer aandacht voor ondernemerschap in opleidingen. Dat laatste gebeurt allang. En wat er precies gaat gebeuren met die twee miljoen euro is niet duidelijk. Hoeveel kunstenaars help je daarmee?

De écht duurzame oplossing is structureel meer geld voor kunst. De waarde van kunst wordt - juist in deze verwarrende tijden - danig onderschat. Amsterdam is Amsterdam juist door de kunstenaars. Gelukkig besteedt de gemeente Amsterdam de komende jaren extra geld aan cultuur maar de grote bezuinigingen in veel andere gemeentes krijgen nu pas hun beslag. Het wordt de komende tijd alleen maar erger.

Deze alarmerende berichten schreeuwen om beleid. Van het kabinet maar ook van gemeenten. Beleid om de inkomenspositie van kunstenaars direct te verbeteren. We moeten onze ogen openen voor het mechanisme waardoor kunstenaars te weinig of helemaal niet betaald worden. Waarom krijgt een kunstenaar niks betaald als zijn/haar werk in een museum hangt?

Gemeentes (en ook het Rijk) kunnen hier direct invloed op uitoefenen. Zo geven wij als stad zo’n 100 miljoen per jaar uit aan subsidies voor kunstinstellingen. Die instellingen als musea, theaters en gezelschappen zijn de schakel tussen ons en de kunstenaars. GroenLinks wil dat het gemeentebestuur als subsidieverstrekker de inkomenspositie van kunstenaars gaat bewaken. Dat kan door harde afspraken of richtlijnen te maken over honoraria. Zo is in België in het beleid vastgelegd dat een bepaald en groeiend aandeel van kunstsubsidies terecht moet komen bij kunstenaars in plaats van overhead. En in Denemarken bestaat een aparte subsidiebijdrage voor honoraria, schrijft Birgit Donker in NRC.

Als je kiest voor dergelijke afspraken, moet je ook het gesprek durven aangaan over welke prestaties je van instellingen verwacht. Het kan niet uit de lengte en de breedte tegelijk komen. Als instellingen hun kunstenaars fatsoenlijk betalen, welke eisen kunnen we dan stellen aan eigen inkomsten en aantallen voorstellingen en tentoonstellingen? En vinden we een bepaalde afname van het aanbod wenselijk en aanvaardbaar, of betekent dat dat de middelen niet toereikend zijn?

De positie van kunstenaars kan ook door ander gemeentelijk beleid verbeteren. Zo pleiten wij in de Amsterdamse raad al een tijd voor meer ateliers en broedplaatsen omdat betaalbare werkruimte heel belangrijk is. Een gemeente kan in het vastgoedbeleid kiezen om ruimte te maken voor kunstenaars in plaats van geld verdienen door verkoop of commerciële verhuur.

Steeds meer gemeenten experimenteren met een basisinkomen of een ‘regelluwe bijstand’. Dat is heel is interessant, ook juist voor de positie van kunstenaars. Met een basisinkomen kunnen kunstenaars hun vak blijven uitoefenen en komen ze niet klem te zitten in een bestaan onder het minimum of tussen twee banen.

Verdere verschraling van de inkomenspositie van kunstenaars leidt tot culturele en maatschappelijke erosie. Wij willen het niet zo ver laten komen; red de kunstenaar!



Lene Grooten duo-raadslid GroenLinks Amsterdam

Zeeger Ernsting, gemeenteraadslid Groenlinks Amsterdam