Twaalf GroenLinkse voorstellen voor reïntegratie, gesubsidieerde arbeid en sociale activering in Amsterdam

Het uitgangspunt van het college is ‘loon boven uitkering’, want een uitkering vraagt in haar ogen om een tegenprestatie. GroenLinks ziet in deze opstelling – en de vrijheid die de WWB ons biedt – wel mogelijkheden, maar werk dient wel extra beloond te worden. ‘Loon boven uitkering’ betekent voor GroenLinks dat ‘loon hoger is dan een uitkering’. Om dat te realiseren moet de gemeente al haar creativiteit tonen. Premies voor sociale activering uit de I-gelden of de W-gelden, betalen van ‘loon’ uit het W-deel in plaats van het I-deel van de WWB, extraatjes uit de bijzondere bijstand. Verzin het maar.

De bijstandsuitkering is wat GroenLinks betreft sowieso te laag. In het verleden was dit reden voor Amsterdam om de plusvoorziening in te voeren. Naast de vraag hoe we Amsterdammers actief krijgen door betaald werk, gesubsidieerd werk of vormen van sociale activering, is het ook zaak om iets te doen aan de smalle beurs van bijstandsgerechtigden. De plusvoorziening voor mensen onder 65 is afgeschaft en daarvoor in de plaats kwam de minder ruime langdurigheidstoeslag. Het voorstel van het college om de toegang tot de bijzondere bijstand te vergemakkelijken door middel van een soort strippenkaart juicht GroenLinks toe. Ook voor Amsterdammers die korter dan drie jaar in de bijstand zitten, en dus geen recht hebben op de langdurigheidstoeslag, kan zo’n strippenkaart enige financiële lucht geven.

Zolang Amsterdam door het historisch verdeelmodel tot 2007 geld over heeft, kunnen de bijstandsuitkeringen zeker worden ‘opgetopt’. En na die tijd is het zaak dat Amsterdam koploper blijft: zolang er bij ons gemiddeld meer mensen uit de uitkering stromen dan elders in het land, zitten wij financieel goed. Laat Amsterdam zich aanmelden als experimenteergebied. Tot 2007 kan Amsterdam het zich financieel permitteren om echt loon boven uitkering te betalen, of het naar de letter van de wet ook mag, moeten we maar uitproberen

Besparing Inkomensgelden terugpompen in DWI
Het rijk heeft een schot opgetrokken tussen de werk- en de inkomensgelden, maar binnen de gemeente moeten we daar dynamischer mee omgaan. De W-gelden beschouwen wij als een investeringsbudget .
Als Amsterdam de W-middelen niet op maakt worden die teruggestort aan het rijk. (Dit wordt verzacht door de zogenaamde meeneemregeling waardoor het overschot in het jaar erna kan worden uitgegeven). GroenLinks kan er niet helemaal de vinger achter krijgen, maar het lijkt er op dat zeker voor 2004 maar stellig ook voor tenminste 2005 Amsterdam meer dan voldoende W-middelen heeft. Die middelen moeten dan ook ingezet worden voor sociale activeringstrajecten.
Besparingen op de I-middelen hoeven niet terug naar het rijk, die mag Amsterdam zelf aanwenden. Staand financieel beleid is dat die gelden terugvloeien naar de gemeentelijke financiële middelen. Met het oog op de grote groepen Amsterdammers in de bijstand en het intensieve veranderproces in de DWI acht GroenLinks het noodzakelijk om de besparingen op de I-middelen terug te pompen in de DWI en aan te wenden voor armoedebeleid, zorgtrajecten, premies en in de toekomst bij een mogelijk tekortschietend W-budget ook voor reïntegratietrajecten.

Werken met enkel behoud van uitkering geeft geen pas
Het college stelt twee vormen van gesubsidieerde arbeid voor: tijdelijk loonkostensubsidie voor een opstapbaan gericht op het snel vinden van regulier werk, en semi- permanente loonkostensubsidie voor mensen die weinig kans maken op regulier werk. Uit welk deel die permanent gesubsidieerde banen betaald gaan worden is niet zeker, maar aangezien W-middelen moeten leiden tot een besparing op (of in ieder geval geen verhoging van) de I-middelen zullen de permanente gesubsidieerde banen wel uit dat laatste worden betaald. Maar is dat haalbaar?
Om nieuw aanbod van gesubsidieerde arbeid te creëren, neemt de gemeente bij aanbestedingen in de contractvoorwaarden op dat de werkgever, de contractpartij, een bepaald percentage gesubsidieerde banen aanbiedt. Natuurlijk staat daar dan loonkostensubsidie tegenover.

De uitwerking van de WWB in Amsterdam huldigt het principe ‘voor wat hoort wat’. Dat betekent dat een uitkering een tegenprestatie vraagt. GroenLinks kan die redenering volgen, maar draait het principe ook om. Met een kale bijstand is het moeilijk leven, zeker als dat meerdere jaren achtereen moet. Als je de maatschappij een dienst bewijst door je ‘semi-vrijwillig’ voor haar in te zetten, mag je er financieel ook wat op vooruit gaan.

ID en WIW-medewerkers verdienen 15 tot 20 procent meer dan het minimumloon. De bijstandsuitkering ligt voor alleenstaanden op 70 procent van het minimumloon. Terugvallen in de bijstand is daarom een financiële aderlating. Het is nog onduidelijk hoe het college de inkomenszekerheid van de ID’ers de WIW’ers wil garanderen, maar dat dat gebeuren moet is voor GroenLinks duidelijk. Werkgevers en werknemers dienen daarbij wel alles in het werk te stellen om die doorstroom te garanderen.
Bijstandsgerechtigden die een aanbod voor een nieuw arrangement krijgen kunnen niet rekenen op een salaris van 115 of 120 procent van het minimumloon. Sterker nog – als wij het goed begrijpen – wil het college mensen laten werken voor 70 procent van het minimumloon, ook wel bekend als ‘de bijstandsuitkering.’ Het college redeneert als volgt: als we iemand 15 tot 20 uur in de week laten werken dan is de bijstand, omgerekend naar uurloon, voldoende om op of boven het minimumloon uit te komen. Maar het gaat er uiteindelijk om wat er in de portemonnee terecht komt en mensen die zich inzetten voor de maatschappij mogen daar natuurlijk iets voor terug zien. Werken met behoud van uitkering en een goed premiestelsel blijft financieel minder aantrekkelijk dan een reguliere baan, maar levert wel meer op dan inactief zijn.
GroenLinks gaat niet akkoord met het opschorten van het premiebeleid in 2005 zoals in het Businessplan DWI voorgesteld wordt. Premies zijn dé manier om mensen te prikkelen om deeltijdarbeid te verrichten, om mee te werken aan scholing, reïntegratie of sociale activering.

Amsterdam doet sinds 2003 ervaring op met ‘werken met behoud van uitkering’ door stageplaatsen aan te bieden als een voortraject van de WIW. De Inspectie Werk en Inkomen keurt dat goed onder voorwaarden. Dit zijn de belangrijkste twee:
Het traject is ‘gericht op uitbreiding van kennis en vaardigheden van betrokkene (dus [er wordt] in beginsel geen productieve arbeid verricht)’ en het traject is ‘kortdurend (drie tot zes maanden)’. Amsterdam dient zich te houden aan deze twee randvoorwaarden. Langdurige trajecten met alleen een bijstandsuitkering, ook al zijn ze parttime, is niet alleen verboden door de wet, maar ook onwenselijk voor de financiële positie van bijstandsgerechtigden.

Werkmiddelen zijn ook bedoeld voor sociale activering
Amsterdam wil de Werkmiddelen alleen dan inzetten als het tot besparing bij de Inkomensmiddelen leidt, m.a.w. als het leidt tot uitstroom uit de bijstand. Vanuit het oogpunt van ‘schadelastbeperking’ is dat logisch, maar de gemeenteraad heeft kenbaar gemaakt dat zij hecht aan sociale activering, ook voor mensen die op grote afstand van de arbeidsmarkt staan, en die afstand misschien nooit zullen overbruggen.
Korte trajecten gericht op snelle uitstroom uit de bijstand levert de gemeente een besparing op het budget voor de uitkering op. Aandacht voor de blijvers in de bijstand mag daar niet onder lijden. Veertig procent van de Amsterdammers in de bijstand is immers niet meer naar regulier werk te bemiddelen.

Schadelastbeperking is van belang, maar zorg en aandacht voor álle cliënten in de bijstand ook. De sociale cohesie in de stad heeft veel te winnen, maar – als we niet oppassen – ook veel te verliezen bij de inrichting van het reïntegratiestelsel. Er bestaat bij zulke stringente richtlijnen het risico dat er te snel een scheiding gemaakt wordt tussen doorstroominstrumenten en niet-doorstroom instrumenten, met andere woorden tussen succesvol geachte cliënten en ‘blijvers in de bijstand.’ Op die manier bestaat de kans dat mensen te snel worden uitgerangeerd. Sociale activering is de eerste sport van de reïntegratieladder, maar er bestaat geen garantie dat iemand hoger komt.

De uitvoering van de sociale activering loopt nog niet soepel. Voor 2003 bestond in een contract ruimte voor de bemiddeling van 4000 cliënten van de sociale dienst naar een traject sociale activering. Stadsdelen en vrijwilligersorganisaties hebben met smart zitten wachten op die werkzame handen. Begin 2004 zijn bijna 2000 cliënten bemiddeld of onderweg. De vormgeving van DWI geeft hoop dat de selectie in de toekomst soepeler zal verlopen, mits er geld voor de matchingsfunctie (sociale activeringsmakelaar) beschikbaar wordt gesteld.

Sociale activering is geen bloemetje dat je koopt als er bij het boodschappen doen nog wat geld overschiet. Sociale activering hoort, als eerste levensbehoefte, bovenaan het boodschappenlijstje te staan. Met andere woorden investeringen in sociale activering dienen allereerst uit W-middelen gedaan te worden. Door per jaar 12 miljoen van de 200 miljoen euro W-gelden te besteden aan trajecten voor sociale activering kunnen de 4000 trajecten sociale activering (kosten per jaar per cliënt: 3000 euro) veilig gesteld worden.
Aandacht voor de samenwerking tussen de vrijwilligersorganisaties, de stadsdelen en de DWI (en tot dan toe de SDA) is noodzakelijk. De matchingfunctie is daarbij essentieel. Hiermee kunnen we cliënten uit hun sociaal isolement halen en de sociale cohesie van Amsterdam bevorderen.

Red de maatschappelijke organisaties in de stad!
In welke sectoren permanent gesubsidieerde banen worden aangeboden is nog niet besloten. De gemeente zal sectoren aanwijzen die voor permanent gesubsidieerde banen in aanmerking komen. Deze sectoren waarin ‘maatschappelijk nuttige taken’ worden verricht, kunnen zich in de handen knijpen met dit stabiele personeel maar zullen daar ook een behoorlijke bijdrage voor moeten leveren, ware het niet dat de meest veelbelovende personeelsleden via de korte trajecten geleid zullen worden. Opstapbanen, dat wil zeggen kortlopende trajecten met een vaste baan in het vooruitzicht, kunnen in alle sectoren aangeboden worden. Daar moeten we gul in zijn. Iedere werkgever die een bijstandscliënt binnen afzienbare tijd een vaste baan kan bieden, komt in aanmerking voor zo’n contract.
Werkgevers die bij de uitstroom van een opstapbaan opnieuw een functie beschikbaar stellen voor een klant op een opstapbaan krijgen voorrang in de personeelskeuze. Op die manier wordt een langdurig partnerschap voor reïntegratie gesloten.
.
Om een weloverwogen besluit te kunnen nemen over de vorm van gesubsidieerde arbeid en reïntegratie in Amsterdam is een overzicht van de sociale consequenties van de afbouw van gesubsidieerde arbeid in zijn huidige vorm noodzakelijk. Ook dient er duidelijkheid te komen over het alternatief voor non-profit organisaties zoals welzijnsstichtingen, culturele instellingen en wat dies meer zij. Kunnen zij een beroep doen op de nieuwe vormen van gesubsidieerde arbeid? Bestaat er ruimte voor subsidieaanvragen voor de financiering van reguliere banen bij de wethouder cultuur, de wethouder sport, de wethouder milieu, op het gebied van veiligheid enzovoort? Loonkostensubsidie hoort geen verkapte instellingssubsidie te zijn. Als de stad waarde hecht aan het werk dat deze instellingen verzetten, dan dient de stad dit ook uit de juiste potjes te financieren. Maar we mogen onze ogen niet sluiten voor afhankelijke positie waarin wij veel maatschappelijke organisaties in de stad hebben gebracht.
Ook hier geldt het ‘voor wat hoort wat’-adagium: iedere maatschappelijke instelling die twee gesubsidieerde banen regulier weet te maken, krijgt een budgetuitbreiding.

Studeren met behoud van uitkering!
Amsterdam zou de vrijheid die de WWB biedt kunnen gebruiken om studeren met behoud van uitkering toe te laten voor specifieke groepen zoals vluchtelingen. Studeren met behoud van uitkering is nu nog een hoofdzonde, maar hoe hiermee wordt omgegaan verschilt per regio van de sociale dienst. Vluchtelingen zijn veelal in het bezit van een diploma uit het land van herkomst, maar moeten zich hier om hetzelfde beroep uit te oefenen vaak bijscholen. Zij zijn veelal boven de dertig jaar hebben dus geen recht op studiefinanciering. Benoem hun studie in een officieel trajectplan en ontsla hen tijdelijk van de sollicitatieplicht. Op die manier geven we hen een betere kans op de arbeidsmarkt en voorkomen we vernietiging van menselijk kapitaal. Het artsentekort in Nederland kan bijvoorbeeld te lijf worden gegaan door vluchtelingen met een artsenopleiding in eigen land hier bij te scholen en in te zetten. Studiekosten, voor uitkeringsgerechtigde vluchtelingen veelal gedekt door de UAF, kunnen wellicht ook betaald worden uit de bijzondere bijstand.

Voorstellen van GroenLinks
1. De besparingen die de DWI weet te behalen op het I-deel worden teruggepompt in de DWI en aangewend voor armoedebeleid en meer intensieve zorgtrajecten.
2. Er wordt een financiële uitwerking gemaakt van de ruimte in het W-budget voor 2005 tot en met 2007 waarin budget vrijgemaakt wordt voor minimaal 4000 sociale activeringstrajecten per jaar.
3. Sociale activering is een waardevol onderdeel van het Amsterdams reïntegratiebeleid. Daar dienen voldoende fondsen voor uitgetrokken te worden. Daarnaast dient de rol van de stadsdelen verhelderd te worden. Als centrale stad en stadsdelen doen wat ze moeten doen zoals in het bestuursakkoord staat dan is er veel mogelijk. Geef de nieuwe opzet met de makelaars een kans (en optimaliseer die).
4. Garandeer het inkomen van de huidige ID- en WIW-werknemers die niet kunnen doorstromen, en kom met een financiële uitwerking.
5. Bij de start met de nieuwe arrangementen voor werk en trajecten dient een premiebeleid te blijven bestaan. Ook in 2005 hebben bijstandscliënten in een traject recht op een premieverstrekking: voor deeltijdarbeid, voor actieve deelname aan een reïntegratietraject of sociale activering en voor uitstroom.
6. Financier de nieuwe arrangementen en projecten niet uit de vrijval premies 2005 (is een klein deel van 36.2 miljoen euro) maar uit de besparingen op de DWI, en laat deze dus niet vrijvallen voor de gemeentelijke ombuigingsoperatie.
7. Maak een inventarisatie van de sociale consequenties van het beëindigen van de ID en WIW-regeling in de stad. Leg de gemeenteraad besluiten voor waar ze wel en waar ze niet mee door willen gaan.
8. Neem je verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke instanties in Amsterdam die afhankelijk zijn van gesubsidieerde arbeid en formuleer een alternatief voor die initiatieven de we echt de moeite waard vinden. Maak ruimte voor een aanvraag in de nieuwe arrangementen voor gesubsidieerde arbeid en sociale activering en/of zorg voor een subsidieverstrekking uit de fondsen van de vakwethouders.
9. Werkgevers die bij de uitstroom van een opstapbaan opnieuw een functie beschikbaar stellen voor een klant op een opstapbaan krijgen voorrang in de personeelskeuze.
10. iedere maatschappelijke instellingen die twee gesubsidieerde banen regulier weet te maken, krijgt een budgetuitbreiding.
11. Laat bijstandsgerechtigde vluchtelingen studeren met behoud van uitkering en benoem dit in een trajectplan en onderzoek de mogelijkheid om studiekosten van mensen met een goedgekeurd trajectplan te betalen uit de bijzondere bijstand.
12. Om nieuw aanbod van gesubsidieerde arbeid te creëren, neemt de gemeente bij aanbestedingen in de contractvoorwaarden op dat de werkgever, de contractpartij, een bepaald percentage gesubsidieerde banen aanbiedt. Natuurlijk staat daar dan loonkostensubsidie tegenover.

Judith Sargentini,
Amsterdam 19 april 2004

Deze notitie is deels gebaseerd op het zwartboek gesubsidieerde arbeid, GroenLinks Amsterdam, december 2003.’