Met de komst van spoedeisende psychiatrie is de vermaatschappelijking van zorg niet af

Inleiding

In 1984 gaf de Gemeenteraad unaniem het groene licht voor een vernieuwingsplan in de psychiatrie, ook wel het ‘Amsterdams model’ genoemd.
Het doel van het Amsterdams model was het realiseren van kleine crisiscentra en beschermende woonvormen in de stad, verspreid over verschillende buurten.
Met de komst van spoedeisende psychiatrie in 2003, de aanwezigheid van betere onderzoek- en opvangruimten, tezamen met de hechtere samenwerking van de verschillende instellingen, is de crisisopvang in Amsterdam inmiddels op orde.
Op langere termijn zijn structurele maatregelen in de sfeer van opvang en behandeling zeer noodzakelijk.
De laagdrempelige opvang- en behandelunits zijn dringend noodzakelijk voor met name ernstig verwarde personen die te maken hebben met een psychiatrische stoornis en verslaafd zijn aan alcohol en/of drugs (de zogenaamde dubbeldiagnosecliënten). Deze groep zorgt voor overlast en is niet welkom in de reguliere opvang en behandelunits, waar de eis: eerst afkikken, dan behandeling, of omgekeerd, wordt gesteld. Het gevolg is dat deze personen weer op straat terechtkomen en voor extreme overlast zorgen en een gevaar zijn voor zichzelf en hun omgeving (zie recente incidenten).

De huidige praktijk

Met de oplevering in 2003 van de screeningsruimte, ook wel SPOR (Spoedeisende Psychiatrische Onder-zoeksRuimte) genoemd, behoort onnodig verblijf in politiecellen tot het verleden.
Een werkbezoek aan de SPOR en de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst (GG&GD) (afdeling Vangnet en Advies) in augustus 2004 gaf een positief beeld van de opvang- en observatiemogelijk-heden van personen in crisissituatie die door de politie van de straat zijn gehaald.
Bij de spoedeisende psychiatrie zijn er vier isoleercellen en een centraal meldpunt waar alle crisismeldingen uit de hele stad binnenkomen.
Wat niet goed gaat, is doorstroom van de SPOR naar permanente opname/opvang en behandelplaatsen.
De onderzoekende psychiater en sociaal psychiatrische verpleegkundigen zijn soms uren bezig om een patiënt opgenomen te krijgen en het komt voor dat men tot ver buiten Amsterdam mensen moet overplaatsen, met alle gevolgen van dien voor familie en personen in kwestie.
Het succes van de SPOR valt en staat met voldoende doorstroming naar opvang en behandelcapaciteit voor personen met de psychiatrische en verslavingsproblematiek, de personen met zogenaamde dubbeldiagnose.
De komst van de SPOR mag niet worden gezien als laatste schakel in de opvang van mensen in crisissituaties. Middelen in het kader van maatschappelijke opvang voor kwaliteitsverbetering moeten dus ook worden ingezet voor het ontwikkelen van nieuwe laagdrempelige opvang en behandelplekken voor deze categorie cliënten.

Recente incidenten.
• Verwarde man steekt een medepassagier in tramlijn 50 neer.
• Een verwarde man veroorzaakt ernstige verwondingen aan het oog van een journalist op de veerpont op het IJ.
• Een verwarde/verslaafde man verwondt een verpleegkundige op de metadonpost.

Psychiater W. Canton noemt in zijn onderzoek de situatie rond gestoorde delinquenten die na hun straf zonder behandeling weer op straat komen, zeer zorgelijk. Uit Cantons onderzoek (citaat):  “Als iemand veroordeeld is tot een gevangenisstraf, komt hij vrij zodra de straf erop zit.” Vanuit justitie en reclassering is er geen toezicht of er behandeling volgt na detentie. Canton constateert dat na behandeling bij veertig procent herhaling van misdrijven wordt voorkomen.

De cijfers

Er zijn ruim 2000 verslaafden per jaar intensief in behandeling bij de GG&GD, 1000 zwervers bij de GG&GD in beeld en 3000 in extreme overlastsituaties in stadsdelen en in crisissituaties op politiebureaus. En er zijn rond de 30.000 Amsterdammers bij instellingen op het gebied van geestelijke gezondheidszorg in behandeling.

De fractie van GroenLinks pleit in deze notitie:
• voor goede zorg voor mensen met psychiatrische en drugsproblemen;
• voor laagdrempelige voorziening waarin opvang en behandeling van personen met psychiatrische en verslavingsproblematiek mogelijkheden biedt;
• voor een hechtere samenwerking tussen de verslavingszorg en de geestelijke gezondheidszorg,

en doet tegen de achtergrond van het voorgaande de volgende voorstellen aan College van Burgemeester en Wethouders:
a in algemene zin zich uit te spreken, of de doelstellingen welke met de vermaatschappelijking van zorg binnen de  huidige budgettaire kaders nog te realiseren zijn;
b zich uit te spreken, of de doelstellingen uit het ‘Amsterdams model’ nog haalbaar zijn.
 
Op grond van het vorenstaande verzoekt ondergetekende het College van Burgemeester en Wethouders:

1. te inventariseren hoe groot deze doelgroep met dubbeldiagnose is en of de huidige opvangcapaciteit daartoe is toegerust;

2. naast de versterking van maatschappelijke opvang ook behandelmogelijkheden te creëren voor de specifieke doelgroep met dubbeldiagnose van verslaving en psychiatrische stoornis;

3. samen met zorgverzekeraars en instellingen op het gebied van maatschappelijke opvang en geestelijke gezondheidszorg een plan van aanpak te ontwikkelen;
 
4. de wethouder voor Zorg op te dragen om een hechtere samenwerking te bevorderen tussen Jellinek (verslavingszorg) en de GGZ (geestelijke gezondheidszorg);

5.  bestaande best-practicesprojecten in kaart te brengen;

6. bij de presentatie van de Voorjaarsnota 2006 een plan van aanpak, vergezeld van een financieel kader, aan de Gemeenteraad voor te leggen.

Lid van de Gemeenteraad,

W.I. Codrington