Dit is de reactie van GroenLinks, SP, D66 en AA/De Groenen op de kritiek van het College en andere partijen op hun voorstel voor invoering van een burgerinitiatief in Amsterdam.

Een echt burgerinitiatief: nota van repliek

1. Inleiding

Het College van B&W heeft begin mei een standpunt ingenomen over de nota `Een echt burgerinitiatief’ van GroenLinks, SP, D66, Leefbaar Amsterdam, AA/DG en Mokum Mobiel. Hoewel het preadvies van het College de kern van het voorstel afwijst, zijn er ook punten van kritiek die de indieners (deels) willen overnemen. Naast het College hebben ook andere gemeenteraadsfracties het voorstel op punten bekritiseerd. Voor zover deze kritiekpunten niet de kern van het voorstel raken, hebben indieners bekeken in hoeverre zij deze punten willen overnemen. Mochten de andere gemeenteraadsfracties van mening zijn dat hun kritiekpunten niet of in onvoldoende mate zijn overgenomen, dan kunnen zij natuurlijk nog in het gemeenteraadsdebat amendementen indienen.

Omdat het hier gaat om de vormgeving en het functioneren van ons democratische bestel, hechten de indieners aan een zorgvuldige behandeling. Wij hebben daarom gemeend deze `nota van repliek’ te moeten opstellen. We zullen in de tekst aangeven waar we met het College en andere gemeenteraadsfracties van mening blijven verschillen en welke punten van kritiek we over willen nemen. Dit tezamen leidt tot een aangepast voorstel.

Wellicht willen het College en de andere gemeenteraadsfracties extra tijd om het aangepaste voorstel te bekijken. Indieners hebben daar geen bezwaar tegen mits een tweede bespreking kan plaatsvinden uiterlijk in de commissievergadering van 5 juni, zodat het voorstel nog voor het zomerreces naar de gemeentegemeenteraad kan ter besluitvorming.

2. Algemeen, argumenten pro

Ons democratisch bestel is in hoofdzaak een representatieve democratie, maar bevat ook elementen van een directe democratie (correctief referendum). Feitelijk geldt dit voor het overgrote deel van de Europese democratieën. Europa kent vrijwel geen zuiver representatieve democratie en een zuiver directe democratie (zonder representatief stelsel) bestaat eveneens nergens. De mengvorm is de norm.
Een volksinitiatief als belangrijke aanvulling op ons overwegend representatieve systeem zal volgens ons het democratisch bestel als geheel versterken. De belangrijkste argumenten hiervoor, die gestoeld zijn op de praktijk in ons omringende landen zoals Duitsland en Zwitserland, zijn als volgt:

Het democratisch model wordt responsiever
Een veel gehoorde klacht is dat burgers het idee hebben dat `de politiek’ over hun hoofden heen beslist. Het volksinitiatief geeft een groep burgers de mogelijkheid om zelf voorstellen, ideeën en plannen op de politieke agenda te plaatsen. Dit geldt op zichzelf ook voor het door het College bepleite burgerinitiatief. Een belangrijk verschil is echter dat wanneer een voorstel, idee of plan in meerderheid door de gemeentegemeenteraad wordt afgewezen, initiatiefnemers de mogelijkheid hebben om hun voorstel aan de gehele bevolking voor te leggen, mits zij daar voldoende steun voor weten te verwerven (ongeveer 25.000 handtekeningen). Hierdoor zal in de praktijk een voorstel dat vanuit de bevolking naar de Gemeenteraad wordt gebracht serieuzer bekeken worden en de kans worden vergroot dat er tussen het politiek bestuur, initiatiefnemers en de stad een echte dialoog op gang komt.

Een `echte’ dialoog leidt tot afgewogen voorstellen
Het element van dialoog tussen initiatiefnemers en bestuur moet niet onderschat worden. In ons voorstel is geen sprake van `alles of niets’. Het bestuur kan bepaalde elementen van een initiatief overnemen en andere elementen niet. Juist vanwege de mogelijkheid voor initiatiefnemers om tegen de meerderheid van de gemeentegemeenteraad in door te zetten, zal er ons inziens toe leiden dat het bestuur goed kijkt naar een initiatiefvoorstel en meer genegen zal zijn het voorstel over te nemen of althans elementen uit het voorstel. Ook kan het bestuur bij afwijzing een eigen alternatief voorleggen.
Dankzij deze mogelijkheid tot dialoog wordt het omgekeerd voor initiatiefnemers ook moeilijker om door te zetten. Als immers het bestuur bijvoorbeeld 80% van een voorstel overneemt is het nog maar de vraag of initiatiefnemers voor de laatste 20% voldoende steun weten te genereren om door te zetten. Als dat al lukt, is het vervolgens de vraag of een meerderheid van de kiezers in een dergelijke situatie ook nog de laatste 20% willen.
Kortom, anders dan bij het correctieve referendum zullen initiatiefnemers en bestuur vaak op inhoud niet recht tegenover elkaar komen te staan.
De interactiviteit van ons voorstel doet recht aan het gegeven dat democratie een proces is.

De `politiek’ legt vaker verantwoording af
Het politiek bestuur zal, vaker dan nu het geval is, verantwoording zal moeten afleggen. Als een meerderheid van de gemeenteraad een aangebracht voorstel afwijst en initiatiefnemers besluiten desondanks door te zetten, dan zullen gemeenteraadsleden reeds vanaf dat moment in de stad moeten uitleggen waarom zij het voorstel wel of niet gesteund hebben. Dat gebeurt al in de fase voordat een eventueel referendum een feit is.

Maatschappelijk debat wordt aangewakkerd
Rond elk volksinitiatief dat gestart wordt zal een levendige maatschappelijke discussie ontstaan. Als immers initiatiefnemers tegen de zin van de meerderheid van de gemeenteraad toch hun voorstel willen doorzetten, dan zullen zij daar flink wat steun voor moeten verwerven. Dat gaat vanzelfsprekend gepaard met veel maatschappelijke discussie. In dit debat zullen niet alleen de initiatiefnemers een rol spelen, maar ook gekozen volksvertegenwoordigers en politiek bestuurders.

Burgers worden gedwongen actief een standpunt in te nemen
Wanneer het zover komt dat een concreet voorstel aan de gehele bevolking voorgelegd wordt, zullen individuele burgers gedwongen worden om zelf een standpunt in te nemen. Ieder zal individueel voors en tegens moeten afwegen en tot een besluit moeten komen. Daarmee is politieke besluitvorming geen `ver-van-mijn-bed show’. Dit kan een belangrijke bijdrage zijn om de veelgenoemde kloof tussen burgers en politiek te verkleinen.

Meer issue gestuurd, minder de poppetjes
In diverse literatuur wordt gesignaleerd dat in politieke processen, in het bijzonder bij verkiezingen, personen en imago belangrijker worden en de inhoud steeds meer naar de achtergrond verdwijnt. Wij vinden dit een verschraling van de politiek en denken dat invoering van het volksinitiatief deze beweging kan afremmen of zelfs omdraaien. Bij een volksraadpleging gaat het immers om de inhoud van een bepaald voorstel. Burgers worden gedwongen om zich inhoudelijk over een voorstel uit te spreken. Een volksinitiatief draait niet om de vraag welke partij het grootste wordt of om de vraag of een bepaald persoon verkozen wordt.

3. Algemeen, argumenten contra

Hoewel meer argumenten voor het volksinitiatief aan te dragen zijn en de argumenten hierboven wat kort door de bocht zijn geformuleerd, is het stuk hierboven te beschouwen als een algemeen antwoord op de algemene bezwaren die door het College naar voren zijn gebracht. Op vier kritiekpunten die door het College onder het kopje `algemeen’ zijn genoemd, willen hier nog ingaan. Andere kritiekpunten komen aan de orde bij de specifieke bezwaren.

Consistentie van beleid
De stelling dat het volksinitiatief de consistentie van het beleid in gevaar brengt, kunnen wij niet onderschrijven. De garantie dat het volksinitiatief de consistentie van beleid zal bevorderen kunnen wij echter evenmin geven. Politieke processen en besluitvorming hebben door hun aard een grillig karakter. De waan van de dag en de lange termijn lopen continu door elkaar heen. Dat is nu al zo en dat zal met de invoering van het volksinitiatief niet anders zijn. Bovendien lijkt de eis van consistentie ons geen neutraal en objectief gegeven. Wat de één consistent vindt, zal de ander juist een ad hoc beslissing vinden. Vaak ligt een politiek meningsverschil ten grondslag aan een dergelijke verschillende beoordeling.
Wellicht bedoelt het College met haar kritiek te zeggen dat burgers het geheel van overheidsoptreden en al het beleid wat daar mee samenhangt niet kunnen overzien, terwijl gemeenteraadsleden en politiek bestuurders dat wel kunnen. Volgens ons is het nog maar de vraag wie überhaupt het geheel kan overzien en alle consequenties van beslissingen kan beoordelen. Bovendien zijn gemeenteraadsleden en politiek bestuurders ook gebonden: aan hun inhoudelijk mandaat, aan hun partij, aan allerlei institutionele belangen. Daarnaast geloven wij niet dat burgers niet nadenken over consequenties van beslissingen en niet in staat zijn tot integrale afwegingen. Van burgers wordt bij verkiezingen op het moment dat zij hun stem uitbrengen niet anders verwacht.
Overigens ligt op dit punt, naast een rol van maatschappelijke organisaties, de media en burgers zelf, uiteraard ook een rol voor het gemeentebestuur. Zij kan het niveau van het publieke debat verhogen door een goede informatievoorziening en door actief in de stad haar positie uit te leggen.

Mogelijkheid van financiële consequenties van referenda zonder dekking
Niet alleen het College, maar ook de fractie van de PvdA heeft dit punt van kritiek aangedragen. Op dit punt geven wij het College en de PvdA gelijk. In de raadsnotitie is zo’n financiële dekking reeds besproken. Aan ons voorstel voegen wij de regel toe dat als een burgerinitiatief “aanzienlijke” financiële consequenties heeft, het College mag vragen om een dekkingsvoorstel, bij gelijktijdige overlegging van een kostenraming van het voorstel. Zowel de wens van het College als de kostenraming behoeft echter de instemming van een meerderheid van de gemeenteraad. Voor het dekkingsvoorstel gelden verder dezelfde eisen als de eisen die aan dekkingsvoorstellen van gemeenteraadsleden gesteld worden. Burgers kunnen gebruik maken van extra ambtelijke bijstand voor het opstellen van een dekkingsvoorstel, bovenop de ambtelijke ondersteuning die zij reeds kregen, dan wel een financieel equivalent hiervan ter beschikking krijgen om elders advies in te winnen.

Beslag op ambtelijke en bestuurlijke capaciteit
Het College stelt dat het volksinitiatief kan leiden tot een groot beslag op de ambtelijke en bestuurlijke capaciteit. In welke orde van grootte dit het geval is, wordt door het College niet nader onderbouwd. Wij zullen niet verhelen dat invoering van het volksinitiatief tijd en geld kost van de ambtelijke organisatie. Daar waar aanpassing van ons voorstel, bijvoorbeeld op het punt van termijnen, kan voorkomen dat dit uit de hand loopt en evident contraproductief is, zullen wij vanzelfsprekend ons voorstel aanpassen. Om dat te kunnen doen zal het College echter een slag concreter moeten worden.

Verdere juridisering van het bestuur, vertraging van procedures
De term ‘juridisering’ wordt normaliter gebruikt voor het verschijnsel dat mensen niet meer redelijk met elkaar praten, maar te snel naar de rechter stappen, met wederzijdse bestrijding en slepende procedures als gevolg. Het moge duidelijk zijn dat ons voorstel het tegenovergestelde beoogt. Wij willen bereiken dat mensen elkaar (h)erkennen als redelijke wezens die in staat zijn om vreedzaam samen te leven en eventuele conflicten en meningsverschillen op een beschaafde (want geregeld in rechtsvormen), gelijkwaardige (want iedereen heeft uiteindelijk een medebeslissingsrecht), zakelijke (want issuegerichte) wijze te bediscussiëren en vervolgens te beslissen. In ons voorstel krijgt iedereen het recht om voorstellen aan zijn medeburgers te doen die zo’n samenleving dichterbij brengt. In het algemeen willen wij dat politici zich meer begeven onder de bevolking en daar op hoofdlijnen hun beleid toelichten en eventueel bijstellen, en zich minder in commissies en organen verstoppen waar specialisten zich verliezen in details achter de komma. Ook in die zin beogen wij het tegenovergestelde van wat als ‘juridisering’ kan worden betiteld.

Uit de antwoorden van burgemeester Cohen in de raadscommissie Algemene Zaken op 15 mei, bleek ons echter dat het College het ongewenst vindt dat de regeling van het correctief referendum naast het initiatiefstelsel zou bestaan, onder meer omdat dit kan leiden naar stapeling van referenda en naar meer juridische procedures die het gevolg zullen zijn van onduidelijke regels. De mogelijke vertraging die hier uit kan voorkomen woog voor het College zeer zwaar. De PvdA heeft zich in de commissievergadering bij dit bezwaar aangesloten en heeft gepleit voor het intrekken van het correctief referendum op het moment dat een initiatiefstelsel ingevoerd wordt.

Voor indieners is cruciaal of er op zich bezwaar bestaat tegen het correctief referendum of dat het bezwaar zich alleen richt op het gevaar van dubbeling en vertraging. In de commissievergadering werd duidelijk dat het bezwaar van de PvdA-fractie zich alleen richt tegen het laatste element. Ook het College leek zich in die zin uit te laten. De indieners zijn het er mee eens dat invoering van het initiatiefstelsel niet moet leiden tot een situatie waarbij bijvoorbeeld een groep burgers eerst middels het correctief referendum een genomen besluit wil terug draaien om daarna, na verlies van een dergelijk referendum het nog eens opnieuw te proberen middels een initiatiefvoorstel. Dit zou inderdaad leiden tot ongewilde vertraging en niet aansluiten op onze wens zo veel mogelijk een redelijk gesprek op gang te brengen tussen bestuur en bevolking.
De indieners willen daarom het voorstel zodanig aanpassen dat het correctieve element een plaats krijgt binnen het initiatiefstelsel. Het hebben van één regeling waarin een mogelijkheid tot correctie is ondergebracht, komt overeen met het ‘Duitse model’ dat in de jaren ’90 in geheel Duitsland op deelstatelijk en gemeentelijk niveau is ingevoerd, en heeft voordelen voor zowel de burgers als het gemeentebestuur:

 Stapeling van referenda wordt voorkomen.
 Eén regeling geeft minder kans op onduidelijkheid en juridische procedures dan twee losstaande, elkaar aanvullende regelingen.
 Het was reeds duidelijk dat er ook sprake kon zijn van een correctief element in ‘zuivere’ volksinitiatieven. Een voorstel om iets te doen, raakt immers regelmatig bestaand beleid en corrigeert het als zodanig; en de vraag wat ‘negatief’ of ‘positief’ is, is vaak een kwestie van formulering. Nu wordt dit op een goede manier geregeld
 Voor een deels corrigerend, deels initiërend referendum bestaat ook de mogelijkheid voor het College om de initiatiefgroep om een dekkingsvoorstel te vragen.
 In het correctieve referendum ligt een vaak omvangrijk plan voor dat uit vele onderdelen bestaat. Vaak ageren burgers alleen maar tegen een bepaald onderdeel, of alleen maar tegen bepaalde voorwaarden. Maar omdat zij niet zelf een tekst mogen voorleggen waarin zij genuanceerd kunnen aangeven wat ze eigenlijk willen, maar alleen ‘Nee!’ mogen roepen, verdwijnen vaak complete plannen definitief van tafel terwijl anders misschien alleen een onderdeel zou zijn vervangen of een voorwaarde gesteld. “Nee!” tegen de externe verzelfstandiging van het GVB wordt in de toekomst dan misschien wel: “Externe verzelfstandiging is toegestaan maar privatisering niet”, of “Geen externe verzelfstandiging, maar interne verzelfstandiging”. De Duitse ervaring leert dat een aanzienlijk deel van de corrigerende referenda of alleen een onderdeel afwijzen, nadere voorwaarden stellen, of tegelijk een alternatief voorleggen.
 De gemeenteraad heeft nu ook de mogelijkheid om een alternatief voorstel te doen tegen correctieve referenda. Hierdoor is het gemeentebestuur veel minder een ‘stilstaand doelwit’ dan bij het huidige correctieve referendum. Het kunnen doen van een alternatief voorstel is een sterk instrument in de handen van de gemeenteraad, omdat ze de sterke kanten van het burgerinitiatief kan overnemen maar de zwakke kanten eruit laten.
 Ook een corrigerend referenduminitiatief kan worden teruggetrokken door de initiatiefgroep, indien de gemeenteraad bijtijds voldoende aan hen toegeeft. Dit komt in het buitenland veel voor.

Voor de duidelijkheid: burgers mogen in ons voorstel ook een plan tegenhouden zonder een alternatief aan te geven. Een verplichting om dat wel te doen lijkt ons ongewenst en moeilijk uitvoerbaar. Het is immers zeer moeilijk in een verordening te omschrijven wat een alternatief precies moet inhouden. Indien burgers in feite niet over een alternatief idee beschikken, dan zou het onzin zijn om hen te dwingen maar iets te bedenken. Bovendien moet het gewoon mogelijk zijn dat een burger alleen maar een besluit verwerpt , net zoals de gemeenteraad dat moet kunnen doen bij voorstellen van het College. Indien men het wel verplicht zou stellen, wordt in voorkomende gevallen mogelijk maar wat bedacht. Er kan dus sprake zijn van een zuiver initiërend referendum, een zuiver corrigerend referendum of een mengvorm.

Indien burgers een gemeenteraadsbesluit willen tegenhouden (corrigerend referendum), dan wel vervangen of aan nadere voorwaarden onderwerpen (mengvorm), dan dienen zij een initiatiefvoorstel hiertoe voorzien van de circa 1100 handtekeningen bij het gemeentebestuur in te leveren vóórdat de gemeenteraad het besluit neemt. De indieners sluiten qua verdere regeling aan bij het Amsterdamse correctieve referendum.

Om stapeling van referenda te voorkomen, stellen wij als tegemoetkoming aan het College en de PvdA-fractie voor dat een eenmaal genomen besluit gedurende twee jaar niet aanzienlijk aangetast mag worden door een burgerinitiatief. Na deze termijn mag ook weer een burgerinitiatief worden gestart dat tegen (een deel van) het gemeenteraadsbesluit ingaat. Op deze manier wordt stapeling van referenda voorkomen.

Wanneer op langere termijn (dus vanaf 2 jaar) referenda over hetzelfde onderwerp plaatsvinden, vinden de indieners dat niet a a-priori ongewenst, evenmin als herhaalde gemeenteraadsdiscussies over hetzelfde onderwerp ongewenst zijn. Evenals een gemeenteraadsbesluit is een referendumuitslag geen absolute, op zichzelf staande zaak; het zijn “paukenslagen in een symfonie” die for the time being een consensus formuleren onder de bevolking dan wel haar vertegenwoordigers in de gemeenteraad, maar die onder invloed van het publieke debat en voortschrijdende inzichten en ervaringen kunnen evolueren. Indien de bevolking eerst ‘nee’ zegt tegen een voorstel maar enkele jaren later daarmee wel kan instemmen, dan heeft een collectief leerproces plaatsgevonden en is een minderheid onder invloed van het publieke debat tot een meerderheid geworden. Deze mogelijkheid zou niet moeten worden uitgesloten, maar juist bewust mogelijk worden gemaakt. Het is één van de grootste voordelen van het referendum.

Daarbij komt dat de raadsnotitie voorstelt om referenda zoveel mogelijk te bundelen op één vaste stemdag per jaar, die bovendien zomogelijk samenvalt met een verkiezing. Hierdoor blijft het beslag op de personele en financiële middelen van de gemeente relatief beperkt.

4. Specifieke bezwaren

Rekening houden met dualistisch bestel
Het College stelt terecht dat het voorstel rekening dient te houden met het dualistisch bestel. Hoewel het de intentie van de rijksoverheid is om met de invoering van het dualisme de verantwoordelijkheden van gemeenteraad en College te ontvlechten, moet de grootste wetsverandering die hiermee samenhangt nog voorgesteld worden. Deze meer fundamentele verandering voortvloeiend uit de invoering van het dualisme vereist een grondwetswijziging en is dus de eerste komende jaren niet te voorzien. Tot die tijd blijft het zgn. hoofdschap bij de gemeenteraad liggen.

Dat neemt niet weg dat vanzelfsprekend een volksinitiatief zich alleen kan uitstrekken tot de bevoegdheden en beslissingen die de gemeenteraad toekomt. Bij nadere beschouwing zijn wij van mening dat het onwenselijk kan zijn dat burgers voorstellen doen die tot de competentie van het College behoren. Hooguit zou een raadplegend referendum op dit punt mogelijk zijn; dat achten wij echter niet gewenst. Wij zullen dus ons voorstel aanpassen.
Wij hopen hiermee het juridische bezwaar van het College en PvdA-fractie te hebben ondervangen.

Gekwalificeerde meerderheidseis is niet toegestaan
In ons voorstel hebben wij voorzien in een referendumcommissie die onafhankelijk opereert en optreedt als scheidsrechter. Wij hebben er niet voor gekozen alle bevoegdheden t.a.v. het bewaken van de procedures rond een volksinitiatief volledig aan deze commissie te mandateren. De gemeenteraad zal in onze optiek marginaal moeten blijven toetsen. Om te voorkomen dat deze marginale toetsing wordt aangegrepen om een volksinitiatief op inhoudelijke of politieke gronden te blokkeren, hebben wij voorgesteld dat alleen met een gekwalificeerde meerderheidseis van 5/6 afgeweken kan worden van adviezen van de referendumcommissie. Wij dachten hiermee een goede institutionele balans te hebben gevonden.

Het College heeft gelijk dat artikel 30 van de gemeentewet voorschrijft dat de gemeenteraad met gewone meerderheid beslist. Ons voorstel dat pas van een advies van de referendumcommissie afgeweken kan worden met 5/6 meerderheid lijkt hiermee in tegenspraak. Volgens ons zijn er drie manieren waarop dit bezwaar ondervangen kan worden:

optie 1: zelfbinding
De regel dat slechts bij 5/6 meerderheid wordt afgeweken van een advies van de referendumcommissie wordt zodanig vormgegeven dat sprake is van zelfbinding.
optie 2: referendumcommissie wordt bestuurscommissie
In deze optie komt de gemeenteraad niet meer toe aan het marginaal toetsen van adviezen van de referendumcommissie, omdat de bevoegdheden t.a.v. procedures rond een volksinitiatief volledig bij de commissie worden neergelegd.
optie 3: de gemeenteraad beslist bij gewone meerderheid over het toestaan van een volksinitiatief.
Op deze manier is de regeling niet in tegenspraak met de gemeentewet. Net als nu bij het correctief referendum is het dan wel nodig om de gronden op basis waarvan de gemeenteraad marginaal toetst vast te leggen in een verordening. Een beslissing van de gemeenteraad op basis van deze verordening kan net als nu juridisch worden aangevochten.

Onze voorkeur blijft uit gaan naar optie 1 om de redenen genoemd in ons oorspronkelijke voorstel. Wij delen de bezwaren van het College tegen optie 2.

Uitgezonderde onderwerpen
Het College verwijst op dit punt naar de lijst van uitgezonderde onderwerpen zoals die bij het correctief referendum gelden. Na veel wikken en wegen zijn de indieners tot de conclusie gekomen dat dit niet het moment is de discussie aan te gaan over de lijst. Voor ons voorstel willen het nu staande beleid als maatgevend overnemen en dus de lijst accepteren. Ook nemen we de wens van de PvdA-gemeenteraadsleden over dat het Bestuurlijk Stelsel daarnaast uitgezonderd moet zijn.
Dat laat onverlet dat wij de discussie over de lijst graag op een ander moment voeren, bijvoorbeeld gedurende het najaar, op basis van een notitie van Amsterdams Initiatief. Wij hopen dat College en gemeenteraad daar dan op in willen gaan.

Raadplegend referendum wordt opnieuw ingevoerd
De eerlijkheid gebiedt ons te zeggen dat wij dit een beetje een gezocht tegenargument vinden. Een raadplegend referendum is een referendum dat plaats vindt op initiatief van het gemeentebestuur over een onderwerp, met een vraagstelling en op een tijdstip naar haar keuze. Wij stellen iets anders voor. In ons voorstel kan de gemeenteraad slechts een referendum uitschrijven over een initiatiefvoorstel van burgers dat reeds de eerste handtekeningendrempel heeft gehaald. Ons voorstel geeft geen mogelijkheid tot andere raadplegende referenda.
Wij hebben deze mogelijkheid in ons voorstel opgenomen om niet altijd in een ‘alles of niets’ situatie te komen, namelijk of de meerderheid neemt het initiatiefvoorstel over of de meerderheid wijst het af en de initiatiefnemers zetten door en proberen een referendum af te dwingen door handtekeningen te gaan inzamelen. Wij hebben in ons voorstel voorzien in een tussenweg. Er kunnen initiatiefvoorstellen ingediend worden die een meerderheid van de gemeenteraad graag direct wil voorleggen aan de bevolking ter besluitvorming.
Wij hebben inmiddels moeten constateren dat de gesuggereerde tussenweg tot spraakverwarring leidt en afbreuk doet aan de helderheid van ons voorstel. We hebben daarom gemeend dit onderdeel te moeten schrappen. Als er raadsfracties zijn die het voorstel wel willen handhaven, dan hebben wij er geen bezwaar tegen het onderdeel als nog op te nemen.

Zware rol initiatief- en referendumcommissie
Op dit punt verschillen de indieners van mening met het College. Wij vinden het van eminent belang dat een onafhankelijke initiatief- en referendumcommissie (i&r-commissie) waakt over de procedures rond het volksinitiatief en niet het College of de gemeenteraad, die immers vaak zelf partij is. Voor alle duidelijkheid: de taken van de initiatief- en referendumcommissie zijn breder dan de taken van de reeds bestaande commissie `Jurgens’.
Hiermee plaatst de gemeenteraad zichzelf niet volledig buitenspel. De gemeenteraad stelt de gronden vast waarop een i&r-commissie een voorstel moet afwijzen en geeft haar hierin geen eigen beleidsruimte. Verder is het de gemeenteraad die de leden van deze commissie benoemt en die, als de situatie daartoe aanleiding geeft, de verordening op het burgerinitiatief op dit punt kan wijzigen.

Juridische beperkingen voor onze wens zijn er niet, zelfs niet indien de i&r-commissie geen advies zou geven maar zelf bindende besluiten zou nemen; de Gemeentewet zegt dat bevoegdheden door de gemeenteraad naar een bestuurscommissie kunnen worden overgeheveld en stelt hieraan geen beperkingen.

Het is inderdaad mogelijk dat de referendumcommissie betrokken wordt in bestuursrechtelijke procedures. De vraag is hoe erg dat is. Dit geldt immers voor vele commissies. En indien niet de commissie maar de gemeenteraad het aangevochten besluit zou nemen, dan zou de gemeenteraad betrokken zijn bij procedures. Er wordt altijd iemand bij betrokken. De betrokkenheid is niet heel vergaand; de leden van de bestuurscommissie zullen als persoon uiteraard niet aansprakelijk worden gesteld. Voor deze commissies geldt evenals andere dat het gemeentebestuur hen van adequate ambtelijke ondersteuning moet voorzien die berekend is op voorkomende gevallen.

Initiatief kort van tevoren terugtrekken leidt tot hoge kosten
Indieners vinden dit een reëel bezwaar. In de raadsnotitie kunnen burgers een referenduminitiatief tot een maand voor de stemming terugtrekken. Dan zijn de meeste kosten echter al gemaakt. De raadsnotitie kan op dit punt worden aangepast. Wij vragen het College om aan te geven of een termijn van 3 maanden wel redelijk zou zijn. De termijn van tenminste zes maanden van de vaststelling dat voldoende handtekeningen zijn ingediend tot aan de stemdag kan worden verhoogd naar tenminste negen maanden. In Zwitserland duurt het zelfs soms enkele jaren voordat een voorstel ter stemming komt. Dit wordt door voorstanders van referenda regelmatig verdedigd door erop te wijzen dat er zo voldoende tijd is om het maatschappelijk debat in alle rust naar een consensus te laten uitkristalliseren. Dit laatste is juist één van de voordelen van ons voorstel.

Ook voegen wij toe aan ons voorstel dat de subsidie die aan de initiatiegroep wordt verstrekt, gelijk na het ‘point of no return’ 3 maanden voor de stemdag wordt verstrekt, als duidelijk is dat het referendum hoe dan ook doorgang vindt. Zo wordt voorkomen dat subsidie verstrekt wordt terwijl het referenduminitiatief later teruggetrokken wordt.

Met haar opmerking dat de raadsnotitie niet voorziet in de situatie dat de initiatiefgroep het onderling oneens is over het al dan niet terugtrekken van een initiatief, heeft het College eveneens een reëel bezwaar. Ons voorstel wordt dit punt als volgt gewijzigd. De leden van de initiatiefgroep dienen een voorzitter aan te wijzen. De meerderheid der initiatiefnemers beslist; als de stemmen staken is de stem van de voorzitter doorslaggevend. Een onthouding geldt als een stem voor intrekking van het initiatief.

Opkomstdrempel is nodig voor democratische legitimering
De indieners zijn absoluut voor een drempel ter voorkoming van “malligheid”. Het is niet de bedoeling dat een kleine groep mensen zomaar een plan kan voorleggen aan de gehele bevolking. Deze drempel is echter al ingebouwd in het voortraject. Allereerst bij het gedeelte voor indiening als agendapunt in de gemeenteraad; zo’n 1100 handtekeningen. Ten tweede, en dat is de cruciale, een drempel van zo’n 25.000 handtekeningen die moeten worden ingezameld om aan te tonen dat – minimaal – 25.000 mensen vinden dat over het bepaalde voorstel een referendum moet komen. Daarmee wordt volgens de indieners in voldoende mate voorkomen dat er een referendum gehouden wordt over een onderwerp waar slechts een kleine groep burgers van vindt dat het er moet komen. De praktijk in o.a. vele Duitse deelstaten en Zwitserland toont aan dat de voorgestelde drempel effectief is. Vele referenduminitiatieven met vergelijkbare handtekeningdrempels halen het daar niet omdat men niet het vereiste aantal handtekeningen binnenhaalt. Burgers tekenden niet zomaar een petitie, maar willen eerst precies weten waar het voor is, en kondigden vaak aan zich eerst thuis te beraden en eventueel later te tekenen.

De PvdA-fractie heeft in de commissie gezegd een kleine opkomstdrempel nodig te vinden. Men wil niet dat het initiatiefreferendum gekaapt wordt door “een paar duizend personen” die ideologisch zeer gemotiveerd zijn. Tegelijkertijd wil de PvdA-fractie niet dat deze drempel zo hoog wordt, dat het initiatiefstelsel volledig uitgehold wordt en eerder bij gaat dragen aan wantrouwen tegen de politiek dan dat het dit wantrouwen doet verminderen. Niets is zo funest om immers wel de morele winnaar te zijn (heel veel stemmen voor je voorstel – een duidelijke meerderheid -, maar toch net niet genoeg), maar toch geen gelijk te krijgen.

Hoewel indieners op basis van bovengenoemde argumenten van mening zijn dat het voorstel nu reeds voldoende garanties biedt tegen `malligheid’, zijn wij bereid om als compromis een opkomstdrempel in ons voorstel op te nemen. De indieners stellen daarom een opkomstdrempel voor van 10 procent van de Amsterdamse kiesgerechtigden, hetgeen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2002 bijna 57.000 personen bedroeg. Dit laat zich onderbouwen als dat minimaal circa twee keer zoveel personen moeten komen stemmen als er ondertekenaars van het referendumverzoek waren. Er mag van worden uitgegaan dat het grotendeels voorstanders van het inhoudelijke referendumvoorstel waren die ondertekend hebben. Door een opkomstdrempel van circa twee maal hun aantal in te stellen, wordt voorkomen dat alleen zo ongeveer de groep ondertekenaars kan opkomen.

Daarbij komt het getal van 10 procent uitstekend tegemoet aan de gecombineerde eis van enerzijds zorgen dat niet een paar duizend mensen het proces kunnen kapen en tegelijk de negatieve bijeffecten zoveel mogelijk uitsluiten. Een opkomstdrempel van bijvoorbeeld 20 procent zal gemeten naar de huidige binnenlandse en buitenlandse praktijk nog relatief veel negatieve bijeffecten mogelijk kunnen maken. Het opent immers de mogelijkheid om als tegenstander van een initiatiefvoorstel op strategische gronden niet op te komen in de hoop dat de opkomst onder de 20% zal blijven steken. Bij een opkomstdrempel van 10% is dit effect hoegenaamd uitgesloten.

Stapeling van referenda is ongewenst
Onze reactie staat onder het punt over de juridisering van het bestuur.

5. Wijzigingen en vraagpunten op een rij

Samenvattend komen wij tot onderstaande lijst van aanpassingen van het oorspronkelijke voorstel. In deze lijst zitten ook een aantal vraagpunten en wij horen graag van de andere fracties hoe zij hierover denken.

1. Het dualistisch bestel is uitgangspunt. Het volksinitiatief strekt zich uit tot de bevoegdheden die aan de gemeenteraad zijn.
2. Op het punt van de gekwalificeerde meerderheidseis van 5/6e voor het afwijzen van een advies van de referendumcommissie, stellen wij voor dit te regelen door middel van zelfbinding.
3. Initiatiefnemers dienen een voorzitter aan te wijzen. De meerderheid der initiatiefnemers beslist over intrekking van het referenduminitiatief. Indien de stemmen staken, beslist de voorzitter. Stemonthoudingen gelden als stemmen voor intrekking van het initiatief.
4. De thans bestaande lijst van uitgezonderde onderwerpen bij het correctief referendum wordt overgenomen. Wel wordt het College en de gemeenteraad gevraagd op een later tijdstip het debat aan te gaan over de lijst.
5. De voorgestelde tussenweg, waarbij de gemeenteraad zelf een referendum uitschrijft over een initiatief dat zich aandient, wordt geschrapt.
6. De termijnen in het voorstel worden zodanig aangepast dat voorkomen wordt dat er onnodige kosten gemaakt worden. Het College wordt gevraagd welke termijnen in dat geval in acht moeten worden genomen.
7. Het dekkingsvoorstel wordt overgenomen. Het College kan hierom vragen bij ‘aanzienlijke’ bedragen; de gemeenteraad moet hiermee instemmen.
8. De verordening voor het correctieve referendum wordt ingetrokken. Burgers kunnen (deels) corrigerende voorstellen voortaan doen via het burgerinitiatief. Hiervoor geldt dezelfde structuur als het correctieve referendum. Eenmaal genomen gemeenteraadsbesluiten mogen gedurende 2 jaar lang niet “aanzienlijk” aangetast of teruggedraaid worden via een burgerinitiatief.

Tot slot kunnen wij ons voorstellen dat andere fracties op verschillende punten het voorstel willen amenderen. Wij zouden het zeer op prijs stellen wanneer zij met indieners van te voren zouden overleggen.

6. Gewijzigd voorstel voor een initiatiefstelsel in Amsterdam

Het onderstaande volledige voorstel is wederom in samenwerking met Amsterdams Initiatief aangepast. In vergelijking met de vorige tekst is een aantal zaken veranderd (zie hierboven) en is de toelichting achterwege gelaten (zie daarvoor de oorspronkelijke tekst van de raadsnotitie).

Wij stellen voor dat de gemeenteraad stemt over onderstaande tekst. De tekst kan geamendeerd worden. Wanneer blijkt dat een meerderheid die wellicht geamendeerde tekst vaststelt, dan is deze tekst bepalend bij het opstellen van een verordening. Het College wordt vervolgens gevraagd de verordening op te stellen. Deze verordening moet dan vervolgens weer door de gemeenteraad worden vastgesteld. Tegelijkertijd kan op dat moment de verordening op het correctief referendum worden ingetrokken.

1. Na de installatie van een nieuwe gemeenteraad stelt de gemeenteraad een initiatief- en referendumcommissie (i&r-commissie) in die bestaat uit ter zake kundige burgers die naar het oordeel van de gemeenteraad het vertrouwen genieten van vele Amsterdammers, die voor de gehele raadsperiode aanblijft en de onder beschreven functies heeft. Een functie als burgemeester, wethouder, gemeenteraadslid of gemeenteambtenaar is onverenigbaar met het lidmaatschap van de i&r-commissie. De i&r-commissie ontvangt ambtelijke bijstand van het gemeentebestuur.

2. De gemeenteraad kan een besluit slechts met vijfzesde meerderheid terzijde leggen. Dit wordt bereikt door zelfbinding; de gemeenteraad spreekt vrijwillig af een vijfzesde meerderheid te hanteren.

3. De leden van de initiatiefgroep moeten zichzelf en de naam van hun groep bij aanvang van het initiatief (voordat handtekeningeninzameling begint) kenbaar maken aan de i&r-commissie. Zij geven de naam van hun organisatie c.q. initiatief en de stelling aan die zij via het referendum aan hun medeburgers willen voorleggen; en zij wijzen onder henzelf een voorzitter aan. De initiatiefgroep heeft recht op maximaal 4 uur ambtelijke ondersteuning bij de uitwerking van het voorstel door het hele traject. Indien de initiatiefgroep dit verkiest kan zij een financieel equivalent daarvan echter ook besteden aan (een) externe adviseur(s). De i&r-commissie laat het initiatief toe indien het voldoet aan de vereisten onder punt 5.

4. De titel en de stelling worden afgedrukt op een model handtekeningenlijst, die de gemeente aan de initiatiefgroep verstrekt en waarop zij in de openbare ruimte handtekeningen kan inzamelen, evenals de namen van de leden van de initiatiefgroep en hun eventuele groepsnaam. De initiatiefgroep mag de lege lijsten zelf vermenigvuldigen. Bij een eventuele referendumaanvraag (dus alleen in de tweede fase) zorgt de gemeente ervoor dat burgers hun handtekening ook kunnen zetten op lijsten in een aantal nader te bepalen gebouwen in de gemeente Amsterdam. De lijsten bevatten tevens de titel (naam) van het initiatief, de namen van de groepsleden die verantwoordelijk zijn voor het initiatief tot een maximum van 7 en hun contactadres. Deze burgers zijn verantwoordelijk voor het initiatief en hebben het recht om het initiatief desgewenst terug te trekken (tot aan 3 maanden voor het initiatiefreferendum) indien zij bijvoorbeeld menen dat het gemeentebestuur haar beleid voldoende heeft bijgesteld. Deze burgers nemen deze beslissing met gewone meerderheid van stemmen; stemonthoudingen tellen als stemmen voor intrekking; bij het staken der stemmen beslist de voorzitter. Ondertekenaars dienen hun naam, adres, woonplaats, geboortedatum en handtekening op de handtekeningenlijsten in te vullen.

5. Een initiatiefvoorstel mag gaan over alle onderwerpen, tenzij (a) het een onderwerp is waarover de gemeenteraad niet bevoegd is; (b) het initiatiefvoorstel niet voldoet aan minimale vormvereisten, namelijk (1) dat geen twee onderling geheel losstaande onderwerpen in één voorstel mogen staan, (2) dat het voorstel minimaal moet bestaan uit een titel, een stelling en een onderbouwing; (c) het voorstel strijdig is met het geldende recht op provinciaal of nationaal niveau. Daarnaast gelden de uitzonderingen die ook bij het bestaande semi-correctieve referendum bestaan:
o individuele kwesties zoals salarissen van politici
o het voor kennisgeving aannemen van nota’s en rapporten
o de begroting en de rekening
o gemeentelijke belastingen
o spoedeisende kwesties
o kwetsbare groepen (asielzoekers, junks, prostituees)
o besluiten van een hoger bestuursorgaan waarbij de gemeenteraad geen eigen bevoegdheid heeft
o besluiten die hun grondslag vinden in een eerder besluit waarover een referendum is gehouden dan wel kon worden gehouden
o de in een startnotitie inrichting besluitvormingsproces vermelde besluiten die voorafgaan aan een beslissing waarvan de gemeenteraad heeft vastgesteld dat deze het eerst voor een referendum in aanmerking komt
Daarboven op is uitgezonderd:
o het bestuurlijk stelsel (hieronder valt ook de initiatief- en referendumverordening zelf)
o eenmaal door de gemeenteraad genomen besluiten kunnen niet gecorrigeerd of aanzienlijk aangetast worden voor een periode van 2 jaar vanaf het nemen van het besluit
Toetsing van het initiatiefvoorstel geschiedt door de i&r-commissie vooraf, voordat de handtekeningenlijsten voor de eerste fase worden uitgereikt. Hiervoor kunnen burgers desgewenst bij een daarvoor in te stellen Initiatievenloket (voor al het contact met burgers omtrent burgerinitiatieven) advies vragen omtrent de formulering van hun initiatief en de gang van zaken.

6. Indien de initiatiefgroep de handtekeningen van 0,2% van de kiezers (circa 1100 stuks op zo’n 570.000 kiezers) van de gemeente Amsterdam verzamelt, moet de gemeenteraad het voorstel ordelijk behandelen en ter stemming brengen. Er geldt voor deze fase geen maximale inzamelingstermijn. Controle van het aantal geldige handtekeningen vindt plaats door het gemeentebestuur op door haar te bepalen wijze. Bij de behandeling in de gemeenteraad heeft 1 lid van de burgergroep spreekrecht in de betreffende raadscommissie- en gemeenteraadsvergadering. Vervolgens zijn er 3 mogelijkheden. De gemeenteraad kan het voorstel (1) gewoon ongewijzigd aannemen; het initiatief eindigt dan. De gemeenteraad wijst het voorstel af (2); zie verder punt 9. Indien de burgergroep hiermee akkoord gaat kan de gemeenteraad (3) het voorstel ook terugverwijzen naar de burgergroep voor wijzigingen. Dit mag het onderwerp en de essentie van het voorstel niet aantasten (ter beoordeling van de i&r-commissie). Indien dit wel het geval is, moet de burgergroep opnieuw de eerste handtekeningendrempel halen. Bij afwijzing is de gemeenteraad verplicht schriftelijk de redenen van afwijzing op te geven.

7. De huidige referendumverordening wordt gelijktijdig met het ingaan van het initiatiefstelsel, ingetrokken. (Deels) corrigerende voorstellen kunnen voortaan via het burgerinitiatief worden gedaan. Indien burgers een burgerinitiatief lanceren dat een gemeenteraadsbesluit ter discussie stelt, hieraan nadere voorwaarden verbindt of het in de plaats van het initiatiefvoorstel wil stellen, dienen burgers dit in hun voorstel aan te geven. Zij dienen hun voorstel, met de minimale ondersteuning van handtekeningen van 0,2% van de kiezers (circa 1100 handtekeningen), dan ten minste 2 dagen voor het te nemen gemeenteraadsbesluit in bij het gemeentebestuur. Hangende het onderzoek naar het aantal geldige handtekeningen en de toelaatbaarheid van het initiatief door de i&r-commissie wordt het gemeenteraadsbesluit aangehouden. Wordt het besluit toegelaten, dan wordt het gemeenteraadsbesluit tot aan het houden van het referendum opgeschort. Vervolgens gelden dezelfde termijnen en aantallen als bij het huidige semi-correctieve referendum: binnen 3 weken na de vaststelling van de gemeenteraad dat het initiatief is toegelaten, moeten burgers een aantal handtekeningen inzamelen dat ten minste gelijk is aan de helft van de kiesgerechtigden bij de laatste gemeentegemeenteraadsverkiezingen, gedeeld door het aantal gemeenteraadszetels (circa 6.300 handtekeningen); na goedkeuring hiervan moet de initiatiefgroep binnen 6 weken het aantal handtekeningen inzamelen dat gelijk is aan tweemaal het aantal kiesgerechtigden bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen, gedeeld door het aantal gemeenteraadszetels (circa 25.000). De aantallen zijn cumulatief; de eerder ingezamelde handtekeningen tellen steeds mee bij de berekening.

8. Als een burgerinitiatief “aanzienlijke” financiële consequenties heeft, mag het College de initiatiefgroep vragen om een dekkingsvoorstel, bij gelijktijdige overlegging van een kostenraming van het voorstel. Zowel de vraag van het College om een dekkingsvoorstel als de kostenraming behoeft echter de instemming van een meerderheid van de gemeenteraad. Voor het dekkingsvoorstel gelden verder dezelfde eisen als de eisen die aan dekkingsvoorstellen van gemeenteraadsleden gesteld worden. Burgers kunnen gebruik maken van 4 uur extra ambtelijke bijstand voor het opstellen van een dekkingsvoorstel, bovenop de ambtelijke ondersteuning die zij reeds kregen, dan wel een financieel equivalent hiervan ter beschikking krijgen om elders advies in te winnen.

9. In geval dat de gemeenteraad het voorstel afwijst, besluit de initiatiefgroep of zij al dan niet een initiatiefreferendum wil aanvragen. Zij heeft het recht het voorstel te wijzigen na ontvangst van de redenen voor afwijzing van de gemeenteraad, mits echter het onderwerp en de strekking ongewijzigd blijven (ter beoordeling van de i&r-commissie). Bij een wijziging dient de i&r-commissie ook de wijzigingen te toetsen aan de bij punt 4 genoemde criteria. De tweede handtekeningendrempel bedraagt, evenals het Amsterdamse (semi-)correctieve referendum, 2 maal het aantal kiesgerechtigden gedeeld door het aantal gemeenteraadszetels (momenteel zo’n 4,4% van de 570.000 kiezers, ofwel zo’n 25.300), op te halen binnen 6 maanden. Hiervoor tellen de handtekeningen van de eerste drempel mee. Handtekeningen worden ingediend bij en gecontroleerd door het gemeentebestuur op door haar te bepalen wijze. Zij stelt alleen vast of voldoende geldige handtekeningen zijn ingediend en doet hiervan in een openbare zitting verslag; zo ja, dan vindt het initiatiefreferendum plaats.

10. Indien een referendum gehouden wordt heeft de gemeenteraad altijd het recht een alternatief voorstel te doen, dat als tegenvoorstel tegenover het initiatiefstelsel ter stemming wordt gebracht. Het alternatieve voorstel mag elementen bevatten van het voorstel van de initiatiefgroep.

11. De wethouder die verantwoordelijk is voor het onderwerp van het initiatiefvoorstel, is verantwoordelijk voor de inhoudelijke referendumcampagne. De gemeenteraad wijst een andere wethouder aan die verantwoordelijk is voor de organisatie van de stemdag en de telling van handtekeningen en stemmen. Door de gemeenteraad wordt een budget voor de organisatie van het referendum en voor de campagne vastgesteld. Het budget voor de organisatie van het referendum valt onder wethouder A. Het budget voor de campagne wordt gelijkelijk verdeeld onder wethouder B en de initiatiefgroep. Wethouder B en de initiatiefgroep kunnen 3 maanden voor de stemdag over hun subsidie beschikken, omdat dan het ‘point of no return’ is gepasseerd en de initiatiefgroep het referenduminitiatief niet meer kan terugtrekken. Voor het overige wordt ten aanzien van de subsidie het staande beleid overgenomen. Het totale campagnebudget bedraagt minimaal 200.000 euro per initiatiefreferendum. Uiteraard kunnen zowel private voor- als tegenstanders van het initiatiefvoorstel daarnaast privaat geld inzamelen ten bate van de campagne. Bij het begin van de campagne vraagt het gemeentebestuur aan alle private partijen of zij vrijwillig de herkomst en grootte van hun geldmiddelen willen vrijgeven.

12. Referenda worden elk jaar zo mogelijk gebundeld op één stemdag. Er moeten minimaal 6 maanden zitten tussen de vaststelling van het gemeentebestuur dat voldoende handtekeningen voor het houden van een referendum zijn ingeleverd, en de stemdag. Er kunnen tot een maximum van drie referenda plaatsvinden op één dag; zonodig worden extra stemdagen gehouden. Indien in de tijdsperiode van een referendumstemdag een verkiezing plaatsvindt, worden de referendumstemdag en de verkiezing gecombineerd.

13. Juridisch is het referendum niet bindend. De leden van de gemeenteraad spreken zich bij aantreden individueel uit of zij uitkomsten van referenda zullen respecteren of niet (‘zelfbinding van de gemeenteraad’).

14. Een maand voor de stemming krijgt iedere stemgerechtigde op naam een kiesbrochure thuisgestuurd met daarin (a) de tekst van het burgerinitiatief of, indien deze meer dan 1000 woorden bevat, een zakelijke samenvatting zonder stellingname van het voorstel geschreven door de i&r-commissie; (b) het eventuele alternatieve voorstel van de gemeenteraad onder dezelfde voorwaarden als onder a, en (c) gelijke ruimte voor de betreffende wethouder en de initiatiefgroep. Dit geschiedt doordat beide partijen eerst een tekst van 500 woorden aanleveren, en daarna in 500 woorden nog eens op elkaars stellingen reageren. Daarnaast mogen beiden in 250 woorden steunverklaringen van andere organisaties voor hun campagne aanhalen. De redactie van de kiesbrochure geschiedt onder verantwoordelijkheid van de onafhankelijke i&r-commissie. De tekst van het burgerinitiatief is altijd verkrijgbaar op de gemeentelijke website en op dezelfde plaatsen als de gemeente ook handtekeningenlijsten aan het publiek verstrekt.

15. Indien de gemeenteraad geen alternatief voorstel doet, luidt de vraagstelling:
- “Accepteert u het burgerinitiatief (Titel)?”
Indien de gemeenteraad met een alternatief voorstel komt, wordt bij de stemming gebruik gemaakt van het in Zwitserland gangbare ‘dubbele ja’. Er worden drie vragen gesteld:
- “Accepteert u het burgerinitiatief (Titel)”?
- “Accepteert u het alternatieve voorstel van de gemeentegemeenteraad (Titel)”?
- “Als beide een meerderheid krijgen, welke verkiest u dan?”
(Burgers kunnen op de eerste 2 vragen zowel twee keer ja, twee keer nee of ja en
nee antwoorden.)

16. De meerderheid van de uitgebrachte stemmen is beslissend. De uitkomst is evenwel slechts geldig als minimaal 10 procent van de kiesgerechtigden een stem hebben uitgebracht.

17. In haar eerstvolgende vergadering na de stemming besluit de gemeenteraad formeel of zij de uitkomst van het initiatiefreferendum respecteert of niet.

18. Indien het gemeentebestuur binnen 5 jaar een beslissing wil nemen die naar het oordeel van de i&r-commissie strijdig is met de uitslag van een initiatiefreferendum, dan dient het gemeentebestuur over deze beslissing zelf een referendum uit te schrijven. Dit referendum vindt op zoveel mogelijk gelijke wijze plaats als het initiatiefreferendum in dit voorstel, behoudens het recht op een tegenvoorstel. De subsidieregeling is hetzelfde als bij overige initiatiefreferenda. Indien de organisatie van het burgerinitiatief niet meer actief is, verstrekt het gemeentebestuur de subsidie aan (een) andere maatschappelijke organisatie(s) die geporteerd is/zijn vóór het gerealiseerde burgerinitiatief.

19. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de ‘Initiatief- en Referendumverordening 2003’ wordt een implementatie- en communicatieplan opgesteld dat ten doel heeft zoveel mogelijk burgers te informeren en te betrekken bij dit nieuwe instrument, en de toegang tot hulp en advies (o.a. het Initiatievenloket) zo optimaal mogelijk te regelen.

20. Drie jaar na het ingaan van de verordening vindt een evaluatie plaats door de gemeenteraad van het functioneren van het initiatiefstelsel tot dan toe. Deze wordt voorbereid door een politicoloog met erkende expertise op dit gebied.

21. Dit voorstel is, uiteraard met aanpassingen waar nodig (zoals de hoogte van handtekeningendrempels) ook toepaspaar op de deelraden. Er is geen enkele wettelijke of andere beperking voor deelraden om dit instrument in te voeren.

Maarten van Poelgeest
Remine Alberts
Saskia Bruines
Hansje Kalt
in nauwe samenwerking met Amsterdams Initiatief