Ook deze week ben ik weer erg druk geweest met de leegstaande kantoren in de stad. Natuurlijk heb ik ook allerlei andere dingen gedaan: er was woensdag een lange commissievergadering over onder meer het vereveningsfonds, de structuurvisie en erfpacht, dinsdag heb ik samen met de rest van het college de campagne ‘discriminatie, Amsterdam is er klaar mee gelanceerd en donderdag was natuurlijk de nieuwjaarsborrel van GroenLinks. Maar de kantoren vroegen toch ook weer mijn aandacht.

DTZ Zadelhoff, een grote makelaar in de Amsterdamse regio had een onderzoek uitgebracht dat er in Nederland ongeveer 600.000 m2 aan kantoor leegstaat. Dat is niet niks. In Amsterdam staat ongeveer 18 procent van de kantorenvoorraad leeg. Veel te veel.

 Meestal willen makelaars en ontwikkelaars het liefst dat de overheid zo ver mogelijk weg blijft van ‘hun’ kantorenmarkt. Dat lijkt nu veranderd. Zelfs Zadelhoff pleit voor ingrijpen van de overheid. Ik denk dat hij groot gelijk heeft. Het grootste probleem waar we nu tegenaan lopen is dat die kantoren bijna allemaal in handen zijn van grote anonieme beleggers. Zij hebben die kantoren vaak voor veel geld in hun boeken staan. Want die kantoren worden getaxeerd voor een prijs die geldt mét huurder. Maar een kantoor dat al vier/vijf jaar leeg staat dat zal echt niet zomaar weer verhuurd worden. Dus die boekwaarde moet naar beneden. Dan wordt het ook voor de eigenaren ineens veel interessanter om zo’n kantoor om te bouwen of te slopen zodat er iets anders neergezet kan worden.

 Mijn pleidooi aan de minister is dus: geef de gemeente de mogelijkheid om na vijf jaar leegstand een kanoor te vorderen. Tegen de echte waarde. Dus zonder huurder. En laten we dan eens zien hoe snel al die eigenaren aan de slag gaan.