In Nederlandse havens horen geen bloedkolen te worden verbrand, verhandeld of anderszins gebruikt. Dat is een standpunt waar waarschijnlijk weinigen het mee oneens zijn. Wat mij betreft horen er dan ook geen bloedkolen te worden opgeslagen of overgeslagen in de Nederlandse havens. Het is echter maar zeer de vraag of dat niet gebeurt.
In 2014 verscheen een rapport van PAX (The Dark Side of Coal), waarin werd aangetoond dat Nederlandse energiebedrijven kolen afnemen van mijnbouwbedrijven die profiteren van mensenrechtenschendingen. In dat rapport getuigen zowel slachtoffers als daders dat op grote schaal mensenrechten zijn geschonden in de streek Cesar in Colombia, ten bate van de winning van kolen. 3100 mensen zijn vermoord, 59.000 mensen van hun land verdreven. Er zijn ook getuigenverklaringen dat mijnbouwbedrijven Drummond en Prodeco hebben samengewerkt met de paramilitairen die verantwoordelijk zijn voor het grootschalige geweld. Deze bedrijven profiteren nog steeds van deze mensenrechtenschendingen, onder meer doordat ze exploiteren op of naast geroofd land. Slachtoffers die opkomen voor hun rechten worden nog bedreigd en hebben tot op de dag van vandaag geen erkenning gekregen of compensatie ontvangen.
Het verschijnen van het rapport leidde in Nederland tot Kamervragen van verschillende partijen. In reactie op die Kamervragen antwoordde de minister, met enig gevoel voor understatement: “Ik heb kennis genomen van bovenstaande misstanden die in de artikelen worden geschetst. Ik ben me ervan bewust dat zich rond de winning van Colombiaanse steenkool problemen hebben voorgedaan op het gebied van veiligheid, mensenrechten en arbeids- en vakbondsrechten. Ook nu staat de sector nog altijd voor grote uitdagingen op deze terreinen.” Richtlijnen van de OESEO schrijven voor dat er niet ingekocht mag worden bij bedrijven die profiteren van mensenrechtenschendingen, met name in conflict omstandigheden. De minister heeft vervolgens met de Nederlandse energiebedrijven een ‘kolenconvenant’ afgesloten en er volgde een ‘kolenmissie’ naar Colombia. Dat zijn goede eerste stappen, maar de mijnbouwbedrijven waar het om gaat lijken niet onder de indruk; ze zetten vooralsnog geen concrete stappen om de misdaden te erkennen of compenseren.
Wat bij deze reactie buiten beschouwing is gelaten is dat er in Nederland niet alleen kolen worden verbrand door Nederlandse energiebedrijven. Rotterdam is de grootste kolenhaven van Europa, en Amsterdam de één-na-grootste. Al die kolen zijn bestemd voor Duitse energiebedrijven, die niet betrokken zijn bij het steenkolenconvenant. Ook de twee kolenterminals in de Amsterdamse haven zijn geen partij bij het steenkolenconvenant. Zowel de Duitse energiebedrijven als de kolenterminals laten niet zien op welke wijze zij de risico’s in hun aanvoerketen aanpakken, terwijl zij wel die verantwoordelijkheid hebben.
Dat Nederlandse energiebedrijven in overleg met de overheid stappen zetten is mooi, maar niet genoeg. Het kan niet bestaan dat er nog op grote schaal kolen van Drummond en Prodeco worden opgeslagen, overgeslagen en doorgevoerd via de Nederlandse havens, zolang die bedrijven weigeren mee te werken aan compensatie en verzoening. Het gemeentebestuur en de directie van het Havenbedrijf van Amsterdam moeten hun verantwoordelijkheid nemen en druk zetten op deze bedrijven om snel tot concrete en herkenbare actie over te gaan. En anders moeten we die kolen weren uit de Nederlandse havens, want bloedkolen willen we hier niet.