Wie zaken wil doen met de gemeente Amsterdam, moet iets terug doen voor de stad. We noemen dat Social Return. Om precies te zijn: wie deel neemt aan een aanbesteding voor een contract met een waarde boven de Europese aanbestedingsgrens moet 5% van de contractswaarde besteden aan de doelgroep van Social Return, mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Bij diensten en leveringen gaat het om een contractwaarde van minimaal € 193.000 en bij werken van € 4.845.000.
Social Return kan worden ingevuld door mensen uit de doelgroep in te zetten bij de uitvoering van de opdracht in de vorm van arbeidsplaatsen of werkervaringstrajecten. Soms is dat lastig en dan kan Social Return ook op een andere manier worden ingevuld, bijvoorbeeld door mensen een opleiding aan te bieden.
Amsterdam is in 2008 op initiatief van GroenLinks, PvdA en Socialistische Partij begonnen met zijn Social Return beleid. Makkelijk was het niet. Eerst kostte het de nodige moeite om alle gemeentelijk diensten zo ver te krijgen daadwerkelijk in een aanbesteding te vragen om een Social Return aanbod. Pas in 2011 werd het Social Return beleid door iedere gemeentelijke dienst toegepast. De volgende horde was dat de gemeente ook echt gebruik ging maken van het Social Return aanbod van bedrijven. In de beginperiode werd nog geen 10% van het aanbod daadwerkelijk gebruikt, inmiddels is dat gestegen tot ruim 50%. We zijn er dus nog niet, maar wethouder Andree van Es is goed op weg.
Bijzondere ontwikkeling is dat organisaties en bedrijven zich opwerpen als tussenpersoon of bemiddelaar tussen ondernemer en doelgroep. Bedrijven worden door deze tussenpersonen administratief ontlast en kunnen gebruik maken van specifieke kennis die ze zelf niet in huis hebben. Wat zeker niet mag gebeuren, is dat geld dat bedoeld is voor Social Return, terecht komt bij de tussenpersonen. Maar dat gebeurt dan ook niet.
Onbegrijpelijk is het inzetten van tussenpersonen niet, maar lang niet altijd wenselijk. Nadeel van het inzetten van tussenpersonen kan zijn dat bedrijven hun kennis van de doelgroep en de manieren om ze in plek te geven in hun productieproces niet in huis halen en houden. Dat zou wel moeten, omdat in de toekomst de arbeidsmarkt naar verwachting weer krap zal worden en iedereen nodig is. Dan is het niet handig als je die kennis als bedrijf niet in huis hebt. Maar zolang bedrijven voldoen aan hun Social Returnverplichting, is het aan hen zelf om die afweging te maken.
De Socialistische Partij stelde in de laatste raadsvergadering toch maar voor het inzetten van tussenpersonen te verbieden. Dat klinkt stoer, want roept herinneringen op aan de strijd tegen de malafide re-integratiebureautjes die vooral hun eigen zakken vulden. Het lukte de Socialistische Partij niet de gemeenteraad te overtuigen. Gelukkig maar, want het voorstel is niet stoer, het is beperkende regelzucht. Social Return is behoorlijk in ontwikkeling en kan van grote betekenis zijn voor het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt van een forse groep Amsterdammers. Dan moet je niet allerhande beperkingen opleggen, maar juist de ruimte geven om te experimenteren. Dan zal er heus wel eens iets mis gaan. Maar als het vermijden van problemen het hoofddoel wordt, zullen we nooit echt succes halen. Dus niet gaan vinken op een lijstje, maar kijken naar het belang van Amsterdammers die op eigen kracht moeilijk aan een baan komen.