Mag de politiek eisen stellen aan de kunst? Mag de politiek zeggen: 'Wij willen de nieuwe generatie kunstenaars een kans geven'? Mag de politiek zeggen: 'Kunst moet toegankelijk zijn voor alle Amsterdammers, en dus moet het divers zijn'? GroenLinks zegt: 'Ja, dat mag, sterker nog, dat moet!' Lees hier de Maidenspeech van Evelien van Roemburg in de gemeenteraad van woensdag 9 september, waarin zij alvast een voorschot neemt op het debat over de relatie tussen kunst en politiek.
-De gesproken tekst in de gemeenteraad van 9 september geldt-
Voorzitter,
Een agendapunt over kunst en politiek: dat zou al snel kunnen leiden tot een debat over wat Thorbecke al dan niet 150 jaar geleden heeft gezegd. Voorzitter, dat ga ik niet doen. Ik wil het graag hebben over het nu, over 2009.
Uit de recente rapporten van de Rekenkamer vloeien vragen voort, die we straks moeten betrekken in onze discussie over de kunstenplansystematiek. Ik wil graag van de gelegenheid gebruik maken om daar alvast een voorschot op te nemen.
Als we heb over het ‘nu’ hebben, over 2009, dan is de Boekmanlezing van wethouder Gehrels relevant. ´Gevaarlijke opvattingen´ hield de wethouder er op na, aldus Mark Rutte. Na zulke beladen woorden is het belangrijk om te bedenken waar het nu eigenlijk werkelijk om gaat. Wil de wethouder de subsidies voor de kunsten helemaal afschaffen? Wil zij elke vier jaar zelf beslissen waar de miljoenen heengaan? Of wil zij misschien dat alleen clubjes die de sociaal-democratische samenleving verheerlijken, geld krijgen toebedeeld? Gaat het echt om een aardverschuiving?
Welnee. Waar het om gaat, en waar GroenLinks de wethouder gelijk in geeft, is dat kunstuitoefening niet in een vacuüm plaatsvindt. Ja, soms bestaat kunst alleen voor de kunst. Maar veel vaker wil en kan een kunstenaar met zijn werk uiting geven aan maatschappelijke vraagstukken.
Voorzitter, dat de beoordeling van die kunst ten eerste moet worden gewaardeerd op kwaliteit staat buiten kijf. Het amendement van Van der Meer en Nederveen uit 2007, dat stelt dat kwaliteit boven alles gaat, geldt nog steeds. Maar wat komt er na die kwaliteit? Mogen wij daarna eisen stellen? Mogen wij als politiek zeggen: wij willen graag dat ook de nieuwe generatie kunstenaars een kans krijgt? Mogen we zeggen: wij willen instellingen van wereldklasse behouden? Mogen we zeggen: de kunst moet toegankelijk zijn voor alle Amsterdammers, en moet dus divers zijn?
GroenLinks zegt: ja, dat mogen wij; sterker nog: dat moeten wij. Want daar waar kunstvormen overheidssteun nodig hebben, is het aan de experts uit het veld én de democratisch gekozen vertegenwoordigers om de financiering van de kunsten af te wegen. Het debat over de kunsten moet daarbij in het openbaar worden gevoerd: de keuzes om publiek geld toe te kennen aan instellingen dient publiek te worden verantwoord. Daarbij stelt de gemeenteraad kaders en controleert zij op de bedrijfsvoering, en adviseren de experts over de artistiek inhoudelijke vraagstukken.
Voorzitter, kunst en politiek is eigenlijk per definitie met elkaar in strijd. Kunstenaars ontwikkelen nieuwe visies en denken buiten bestaande kaders. Aan de andere kant stelt de politiek juist kaders op basis waarvan kunstinstellingen worden gefinancierd. Deze paradox is nu juist wat het debat over de kunst boeiend maakt. Daarom willen wij naar een stelsel dat ruimte biedt aan deze spanning. Dat levert volgens GroenLinks de grootste kans op vernieuwende en prikkelende kunst.
Dat brengt mij tot de rapporten van de rekenkamer. Deze zijn uitgevoerd, omdat de raad te vaak werd geconfronteerd met grote en kleine financiële tegenvallers in de kunstensector. Dat is schadelijk, zowel voor het aanzien van de gemeente als voor de kunstensector. Mijns inziens geeft de Rekenkamer goed inzicht in de problematiek die ten grondslag ligt aan die financiële debacles, en geeft zij goede aanbevelingen die ik allen op één na wil overnemen. Aanbeveling 9 uit het eerste rapport van de Rekenkamer zullen wij niet steunen. Niet vanwege de juridische redenen, maar omdat het niet de taak van de gemeente is om op de stoel te gaan zitten van de bestuurder van de kunstinstellingen. Mijn collega van de PvdA zal daar straks een amendement over indienen die ik van harte steun.
Wat ik belangrijk vind om op te merken is dat niet alle effecten van kunstbeleid direct meetbaar zijn. Ik voel zeer voor een systeem met enerzijds meetbare prestatieafspraken en anderzijds inspanningsverplichtingen. Daarbij vraag je niet het onmogelijke van instellingen, maar houd je daar waar mogelijk wél de vinger aan de pols.
Een ander belangrijk punt is dat de spelregels nu voor veel kunstinstellingen én de beoordelaars niet duidelijk zijn. Dat is iets wat ons aangaat en wat we moeten veranderen. Hierover zullen we later tijdens de behandeling van de kunstenplansystematiek nog spreken. Datzelfde geldt ook voor de spanning tussen enerzijds instellingen die niet omvallen uit financiële nood, maar anderzijds ook niet alleen veilig programmeren om geen risico te lopen. Daarnaast willen we de wethouder verzoeken om alvast onderzoek te doen naar een manier waarop sociaal en duurzaam ondernemen kan worden meegenomen in de subsidiecriteria; ik verwijs daarbij naar de leidraad duurzaamheid en de leidraad social return.
Voorzitter, ik ga afronden. Over enkele weken krijgen we van wethouder Gehrels een uitwerking van haar plannen en kunnen we op de ‘wie’ en ‘hoe’ vraag ingaan. Dat gaat dan onder andere over het veelbesproken maar toch nog onduidelijke concept van de kunstschouwen. Op zich vind ik het concept van smaakmakers of cultuurintendanten heel aardig: zeker als dit tot discussies en openbare debatten leidt. Ik ben daarom ook erg benieuwd naar de plannen van de wethouder, en verwacht een grondig stuk van haar. Ik verheug me ook zeer op de discussie met experts uit de kunstwereld naar aanleiding van dat stuk van de wethouder.
Na dit debat met het veld moeten wij ons als raad een oordeel vormen. Laten we het daarbij vooral niet hebben over wat Thorbecke al dan niet gezegd heeft. Het debat moet niet gaan over óf de politiek iets mag zeggen over kunst, maar wát de politiek mag zeggen over kunst.
Dank u.
Evelien van Roemburg