Op woensdag 28 april debatteerde de gemeenteraad over het boek 'De weg van de moslim'.

Hieronder is de bijdrage te lezen van fractievoorzitter Maarten van Poelgeest aan de interpellatie van de PvdA over het boek 'De weg van de moslim'.

Een boek verbieden is eigenlijk een motie van wantrouwen richting eigen burgers. Omdat je verwacht dat mensen niet het morele beoordelingsvermogen hebben om een verkeerde tekst of boek terzijde te leggen of het vermogen missen een tekst of een boek in een context te kunnen plaatsen, besluit je dat mensen hier tegen beschermd moeten worden.

In de christelijke traditie is de mens tot het kwaad geneigd. Dat begon toen Adam van de appel at. Een hogere macht dient de mens te corrigeren. Inquisitie, reformatie en vele brandstapels zijn de extreme gevolgen hiervan.
De verlichting heeft er voor gezorgd dat onze samenleving zich heeft kunnen ontworstelen aan dit denken. De mensen is niet tot alle kwaad geneigd, maar een autonoom handelend individu met het vermogen zelf moreel te oordelen.
Kortom, wie een kind van verlichting is, zal niet snel pleiten voor een verbod van boeken of teksten.

Het is terecht dat mensen zijn gevallen over de teksten in het boek `De Weg’. Deze teksten zijn verwerpelijk en dienen in woord en daad bestreden te worden. Maar verbieden is ons, kinderen van de verlichting, vele stappen te ver. En laten we wezen, waar beginnen we aan?
In de Bijbel moeten homoseksuelen, hoeren, overspelplegers en Godslasteraars gedood en gestenigd worden. Is dat ooit reden geweest om de Bijbel te verbieden?

Ik ben het eens met de PvdA dat wij als gemeente onverdraagzame groepen niet moeten subsidiëren. Maar we begeven ons daarmee wel op glad ijs. Want wanneer is een groep of instelling onverdraagzaam? Wanneer zij de basisnormen van mijn partij niet delen? Of alleen wanneer zij in botsing komen met wet? Kortom, waar leggen wij de grens?

Maarten van Poelgeest
28 april 2004