Fractievoorzitter Judith Sargentini stelde in de Raad mondelinge vragen over een gezamenlijke brief van de vier grote steden (G4).
Op 13 maart stuurden de G4 een brief aan de Tweede Kamer en vroegen de Tweede Kamer om de Nederlandse arbeidsmarkt nog niet open te stellen voor werknemers uit Estland, Letland, Litouwen, Hongarije, Slovenië, Tsjechië, Slowakije en Polen, omdat deze werknemers vooral in de grote steden te vinden zijn en daar op overbevolkte flatjes wonen in de kwetsbare wijken. De wethouder van Den Haag die verantwoordelijk is voor de brief, wil hen weren om zo zijn ‘prachtwijken’ te beschermen. Het handhaven van die tewerkstellingsvergunningen zal volgens GroenLinks een tegengesteld effect hebben op wat de G4 met hun brief beogen.
Voor burgers uit die Oost-Europese landen gold tot 1 maart dat zij alleen met een tewerkstellingsvergunning in een beperkt aantal branches mogen werken. In de praktijk leidt de tewerkstellingsvergunning er toe dat een Oost-Europese werknemer geen onderhandelingspositie heeft t.o.v. zijn werkgever. Die werkgever immers heeft de vergunning geregeld en kan er ook zo weer vanaf. Mensen worden onderbetaald en maken zeer lange werkdagen. Het misbruik dat gemaakt wordt van deze goedkope werkkrachten leidt volgens de fractie van GroenLinks tot de uitwassen. De Amsterdamse wethouder Herrema gaf toe dat de brief ongelukkig geformuleerd was en dat hij het zal recht zetten door een brief aan de Kamer te sturen. Ook gaat hij opnieuw bij het Rijk aandringen op hulp bij de huisvesting en het flankerend beleid van deze Oost-Europese werknemers.