Woensdag 19 mei ben ik geïnstalleerd als wethouder Werk en Inkomen, Burgerschap en Diversiteit, Inburgering en Bestuurlijk Stelsel. Na twintig jaar uit de actieve politiek heb ik opnieuw kleur bekend. GroenLinks pronkt er op mijn naambordje. Het is een eer om voor Amsterdam, mijn stad, aan de slag te gaan.
Terug in de politieke arena betekent weer meer in de wind. Meer letten op je woorden en meer blikken die gericht zijn op Kwatta. Burgers die verwachten dat de wethouder de problemen oplost. Raadsleden die de wethouder testen. Gelukkig heb ik aan collega Maarten van Poelgeest een ervaren en solidaire collega en aan Rosalie Smit een fantastische politiek assistent en is de sfeer en samenwerking in dit college van PvdA, VVD en GroenLinks uitstekend. Hoopgevend voor de Haagse politiek, zou ik zeggen.
Na vijf weken inlezen, werkbezoeken en besprekingen wordt het duidelijk. Mijn ambitie voor deze vier jaar moet zijn: minder werklozen, meer actieve burgers en minder discriminatie in de stad. En dat in een periode van grote bezuinigingen. Want dat is de grote, allesoverheersende vraag: Hoe kan de stad beter presteren voor minder geld? Hoe maken we duidelijk dat het geld op is?
Om die ambitie waar te maken moet de dag van de wethouder uitersten kennen: heel direct weten wat er speelt en dat weten uit de mond van de betrokken burgers zelf aan de ene kant. En heel zorgvuldig en doortastend bouwen aan voorzieningen en regelingen aan de andere kant. Met de zeer betrokken medewerkers van de gemeente Amsterdam slepen en sleuren aan soms moeizame processen. En op werkbezoek de meest onverwachte en inspirerende ontmoetingen hebben. Zoals de moeders van leerlingen van een basisschool die met elkaar op een cursus zitten voor taal en ouderbetrokkenheid. Zij waren zeer gemotiveerd om Nederlands te leren en verder te komen dat de voordeur. Zij wilden leren fietsen en actief zijn op school. Of de medewerkers en cliënten van reïntegratieproject de Vonk in Amsterdam Oost, waar mensen leren computers te repareren en tweedehands computers te verkopen in de eigen winkel van het project. Aanwezig zijn bij de homodemonstratie op 13 juni bij het homomonument en ook de discussie in de gemeenteraad voeren over de vraag wat de gemeente kan doen om discriminatie te bestrijden. Inspiratie en transpiratie horen er allebei bij.
En dan heb ik het nog niet eens over die andere uitersten: eerst de gouden speld van de stad Amsterdam uitreiken aan de vertrekkende baron Bentinck als voorzitter van de Raad voor de Zeescheepvaart en dan in één adem door op huisbezoek met een medewerker van de Dienst Werk en Inkomen. Dat laatste is heftig, omdat zo’n huisbezoek natuurlijk ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer van de betrokken burgers.
Ik ga er van houden van dit werk, van de mensen, van de medewerkers. Een stad die socialer wordt, dat is mijn doel. Ik laat u weten wat de vorderingen zijn.