Amsterdam kan een wereldwijde voorloper zijn in het verduurzamen van de wereld. Als we er in het welvarende, goed opgeleide, verlichte Amsterdam niet in slagen fors te verduurzamen, hoe kunnen we er dan op rekenen dat dat elders wel gebeurt? Nu het steeds onwaarschijnlijker wordt dat de doelstellingen van het Energieakkoord gehaald worden moet juist het Amsterdamse stadsbestuur méér ambitie tonen dan zij nu doet.

door Jasper Groen

Het is natuurlijk buitengewoon wrang dat vandaag, op de dag van de Duurzaamheid, de kranten vol staan met berichten dat de toch al niet ambitieuze doelstellingen van het Energieakkoord niet gehaald gaan worden als we doorgaan op de ingeslagen weg. Maar het is regionaal en lokaal niet veel beter gesteld met de zo noodzakelijke omschakeling naar een duurzamere wereld. Het Provinciebestuur Noord-Holland blokkeert op schandalige wijze en zeer actief het bouwen van windmolens op Amsterdams grondgebied. En in Amsterdam laat het stadsbestuur na ambitie te tonen en doortastend op te treden.

Niet dat het college niets doet; op hoofdlijnen wordt het succesvolle beleid van de afgelopen jaren namelijk gewoon voortgezet. Maar  steeds meer verantwoordelijkheid wordt  afgeschoven op individuen en bedrijven. Ingezet wordt  op ‘initiatieven van onderop’, waarbij je dus vooral hoopt dat veel Amsterdammers eigen, individuele verantwoordelijkheid nemen, bijvoorbeeld om te investeren in duurzamer woningen.  En op het  bedrijfsleven in de stad (goed voor 60% van de CO2 uitstoot en 60% van het afval). Zij moeten verleid  worden tot beter gedrag.  Dat is best aardig maar volstrekt onvoldoende.

Want de praktijk is weerbarstig. De financiële voordelen van verduurzaming op individueel niveau zijn – mede door vervelende regelgeving uit Den Haag – beperkt. Er is een kopgroep van bewonderenswaardige idealisten die doorzet en fantastische resultaten bereikt. Maar die groep blijft klein. Om impact te hebben moet het grote peloton volgen, en dat gebeurt niet. En dan is het zelfs een beetje ondankbaar om als overheid te blijven rekenen op die kleine groep van pioniers, en niet zelf op te treden om de rest in beweging te krijgen. Je moet toch als gemeente het goede voorbeeld willen geven.

Ook bij de bedrijven zijn er pioniers, die voorbeeldige dingen doen. Maar in het bedrijfsleven geldt ook dat het eerste belang is om je hoofd boven water te houden. Geld steken in een duurzame investering die zich in een periode van tien jaar terug betaalt is minder aantrekkelijk als je je zorgen maakt hoe je in een competitieve omgeving de komende drie jaar overleeft. En dan druk ik me  nog mild uit; want niettegenstaande die paar bedrijven met echt goede intenties, bewijst de hele geschiedenis sinds het rapport van de Club van Rome  dat zelfregulering door bedrijven niet gaat leiden tot verduurzaming; winst blijft de dominante doelstelling.

De klassieke analyse van dit soort problemen is dat het een ‘collectieve actie probleem’ is. Wat goed is voor het algemeen belang, en daardoor ook goed voor iedereen, is niet hetzelfde als wat goed is voor het individu. Wie bereid is zijn best te doen, loopt het risico het slachtoffer te worden van iedereen die dat niet doet. De klassieke oplossing voor dit probleem is een doortastend optredende overheid, die de individuele keuzen coördineert.

Het komt dus NIET vanzelf goed met duurzaamheid. In Den Haag gebeurt te weinig, de provincie ligt dwars; het Amsterdamse college moet dus optreden en aanpakken. Woningeigenaren, huurders en VvE’s moeten genereus ondersteund en ontzorgd worden bij hun initiatieven te verduurzamen. Bedrijven moet een wortel voorgehouden worden, maar er moet ook een stok zijn, zodat de koplopers zekerheid hebben dat ze niet benadeeld worden door de klaplopers.

En tenslotte moet de gemeente zelf het goede voorbeeld geven. Het kan niet zo zijn dat de gemeente aan de Amsterdammer een hogere doelstelling oplegt voor het reduceren van energiegebruik dan het zelf waar wil maken. Amsterdam zou de stad moeten zijn die laat zien wat het betekent om  te kiezen voor duurzaamheid.

En dat betekent dat Amsterdam, de gemeentelijke organisatie Amsterdam, tenminste de uitspraak in de recente zaak van Urgenda zou moeten volgen. Een reductie van de uitstoot van CO2 van 25% in 2020. Dat kan gewoon; bijvoorbeeld in de straatverlichting (goed voor bijna de helft van de CO2 uitstoot van de stad) kan dat voor een prijskaartje van 6 miljoen euro in een keer, of voor drie ton per jaar, door alle straatlampen te vervangen door LED. Als de gemeentelijke gebouwen en het wagenpark ook worden aangepakt is een doelstelling van meer dan 25% binnen handbereik.

Het Amsterdamse gemeentebestuur moet, kortom, kiezen om een wereldwijde koploper te zijn op het gebied van duurzaamheid. In de top drie, op alle duurzame lijstjes. Het goede voorbeeld geven en  de eigen organisatie op orde brengen, Amsterdammers die willen verduurzamen genereus ondersteunen en Amsterdamse bedrijven met een combinatie van wortel en stok de goede kant op sturen. Want als het in Amsterdam niet lukt, hoe kunnen we dan ooit hopen dat het ergens lukt?