Op voorstel van Marieke van Doorninck, raadslid GroenLinks, gaat het college van B&W bij de regering er op aandringen om de opvang en bescherming van slachtoffers mensenhandel niet langer afhankelijk te laten zijn van de medewerking aan de strafzaak tegen de vermoedelijke daders.
Momenteel hebben slachtoffers volgens de zogenaamde B9-regeling alleen recht op bescherming, opvang en een tijdelijke verblijfsvergunning als zij actief meewerken met de autoriteiten in het strafrechtelijk onderzoek naar de vermoedelijke daders. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat slechts 5% van alle slachtoffers aangifte durft te doen, anderen zijn te bang voor represailles van de mensenhandelaren tegen henzelf of tegen hun familieleden in de landen van herkomst. Vaak is deze angst zeer terecht.
Ook slachtoffers die wel meewerken, kunnen hun beschermende status snel weer verliezen als de zaak tegen de daders wordt geseponeerd of onontvankelijk wordt verklaard. Immers, opvang en bescherming zijn gekoppeld aan de strafzaak. Als die er niet meer is, heeft de overheid het slachtoffer niet meer nodig.
GroenLinks is van mening dat slachtoffers van mensenhandel recht hebben op bescherming en opvang, omdat hun mensenrechten op grove wijze zijn geschonden en niet omdat zij getuigen zijn in een strafzaak. Raadslid Marieke van Doorninck heeft in de raadsvergadering van 19 november daarom een motie ingediend waarin het college wordt verzocht om bij de regering er op aan te dringen de zogenaamde B9-regeling voor alle geïdentificeerde slachtoffers open te stellen en niet afhankelijk te laten zijn van de strafzaak. De motie is door alle andere fracties gesteund.