In zijn toespraak tijdens de Algemene Beschouwingen sprak fractievoorzitter Rutger Groot Wassink over de toenemende ongelijkheid en segregatie in Amsterdam. Tegenstellingen moeten worden opgelost door verbinding te zoeken: in de politiek en in de samenleving. Lees hieronder de volledige bijdrage.
Het kan aan mij liggen maar hoe ouder ik word, hoe sneller de tijd lijkt te gaan. Waar zomervakanties vroeger eindeloos leken te duren, lijkt de tijd me nu haast te ontglippen. Je knippert wat met ogen en er is weer een jaar voorbij.
Dat geldt zeker ook voor de politiek. Als raad en college zijn we al weer halverwege onze zittingstermijn. En dat roept vragen op over wat er gedaan is. Maar vooral over wat er nog moet gebeuren. Over hoe de stad er voor staat en in welke richting we ons bewegen. En of dat goed is. En voor wie.
De voorjaarsnota die we vandaag bespreken is dan ook eigenlijk het scharnierpunt. Het hierin vertaalde tussentijdse coalitieakkoord is in die zin dan ook de aankondiging van waar de politieke prioriteiten, van waar het zwaartepunt voor de coalitiepartijen ligt. Het oordeel over deze plannen wordt dus bepaald in welke mate je vindt dat dit de juiste keuzes voor de stad zijn. Of niet.
Toen ik wat zat te piekeren over deze Algemene Beschouwing en over hoe het nu gaat in de stad leidde dat vanzelf ook tot wat gedachten: over de raad, de verhouding met het college en - laten we zeggen - onze politieke cultuur. Eigenlijk is het natuurlijk ook wel een beetje raar hoe we hier werken. We troeven elkaar af in wie het eerste ergens vragen over heeft ingediend en wie ergens een paar regels over in de krant krijgt.
Kijk ook naar vandaag. Het gaat ook nu om beelden en gepercipieerde werkelijkheid. Meneer Paternotte (D66) zegt dat alles geweldig gaat en mevrouw Moorman (PvdA) beweert het omgekeerde. Is dit een debat? Of bouwen we beelden van onszelf en van de ander. Luisteren we eigenlijk wel?
U kent mij een beetje. U weet dat ik het buitengewoon lollig vind om pak 'em beet met mevrouw Yesilgoz (VVD) de degens te kruisen. Die polarisatie heeft voor ons beiden evident nut. Politiek leeft bij de gratie van het verschil. Bij de gratie van het al dan niet uitvergroten van tegenstellingen. Maar de vraag is of er niet een punt is waar dat spaak loopt. Of er niet een punt is waar tegenstellingen verblinden.
Laten we in elk geval met elkaar vaststellen dat waar tegenstellingen voor de politiek soms noodzakelijke brandstof zijn, deze in de samenleving vergiftigend en desastreus kunnen werken. Want wat is het nut van polarisatie tussen bevolkingsgroepen? Wat is het nut van segregatie in het onderwijs? Wat is het nut van groeiende ongelijkheid? Dat nut is natuurlijk non-existent. Een samenleving is gebaat bij verbinding in plaats van tegenstellingen.
Vorig jaar was de kern van mijn betoog de zorg om de toegenomen ongelijkheid en segregatie die zich manifesteert in vrijwel elk domein van het leven. Het gaat om onderwijs, baan- en bestaanszekerheid, om woonruimte en om de mate waarin we het 'samen' uit samenleving kunnen vormgeven. Ik concludeerde vorig jaar dat de middenklasse onder druk staat en als we niet oppassen er aan de onderkant een precariaat ontstaat dat zich van de rest van de samenleving zal afkeren. Dat er een risico is dat de stad gefragmenteerd raakt en de facto desintegreert.
Het afgelopen jaar is deze tendens niet verminderd maar versterkt. Tal van rapporten zijn verschenen en tot in de Tweede Kamer werden vragen gesteld over de toegenomen segregatie in Amsterdam. Voor iedereen is zichtbaar - en tastbaar haast - dat de verhoudingen tussen hoog- en laagopgeleiden, tussen hoge en lage inkomens, onze stad sociaal en cultureel splijt. We leven in toenemende mate langs elkaar heen en de verschillen worden groter.
De meest pijnlijke vorm waarin die ongelijkheid wordt uitgedrukt is wat GroenLinks betreft de kansenongelijkheid voor kinderen. Het succes van Amsterdam wordt voor ons bepaald in de mate waarin inwoners 'burgers' worden en de kans hebben zichzelf te ontwikkelen tot hetgeen ze zelf willen zijn. Als de emancipatiemachine stokt is dat niet zonder gevaar.
Uitsluiting betekent uiteindelijk stilstand en achteruitgang. En daarmee is het bestrijden van ongelijkheid en segregatie dus wat ons betreft ook onze belangrijkste taak. Het is de Sociale Kwestie van nu die we niet in tegenstellingen moeten blijven bediscussiëren maar in gezamenlijkheid moeten aanpakken. In het belang van de stad en de Amsterdammers.
Ongeacht het voorgaande gaat het ontegenzeggelijk economisch gezien goed met de stad. Groei lijkt voor dit college een doel op zich. Wat GroenLinks betreft is groei geen doel, maar hoogstens een middel. De vraag is dan ook hoe duurzaam de groei is. Zeker als we zien dat de groei vooral veroorzaakt wordt door bevolkingsgroei en de groei van het toerisme. Het college zegt wat meer te gaan handhaven maar lijkt er niet toe bereid de groei af te remmen. En wat ik me afvraag is of we nu echt meer toerisme willen. En voor wie? Willen we een Memorandum of Understanding met Mammon? En wat betekent dat dan? Welk effect heeft het de binnenstad haast monocultureel te exploiteren? En vooral, wie heeft er wat aan?
Wij denken dat deze groei de bestaande tegenstellingen vergroot. Wij hebben eerder onze zorgen geuit over de balans in de stad. En in alle eerlijkheid zijn wij er nog niet gerust op dat die wordt hersteld. Het college ziet als uitdagingen: bevolkingsgroei, groei van statushouders, druk op de woningmarkt en drukte in de stad. De fractie van GroenLinks denkt dat de antwoorden maar in beperkte mate een oplossing bieden. En de grootste en moeilijkste uitdaging wordt vermeden.
Daarom dien ik een motie in om het college te bewegen ongelijkheid in de stad te bestrijden.
Want om maar weer eens een dode denker te citeren:
Alleen zij, die gelijkelijk onafhankelijk zijn en toegerust met gelijke machtsmiddelen zijn vrij. En waarom? Omdat zij gelijk zijn. De gelijkheid draagt dus de vrijheid in zich, want ongelijkheid betekent willekeur en knechtschap.
(Domela Nieuwenhuis)