Judith Sargentini sprak tijdens de algemene beschouwingen van 1 november over in- en in- nette mensen in de Dominicuskerk, het rood-groene college en de kans dat Amsterdam straks onder water staat.

Voorzitter,
Donderdagavond was ik bij de herdenking van de Schipholbrand in de Dominicuskerk in de Spuistraat. Het is ondertussen een jaar geleden dat er elf mensen zijn verbrand in het uitzetcentrum op Schiphol Oost. De kerk was goed vol, maar niet uitverkocht.
De vrouw waar ik naast kwam te zitten zei tegen mij 'fijn dat je er bent'. Ik had die mevrouw nog nooit gezien. Het was lekker warm in de kerk. Ik deelde her en der een pepermuntje uit. En achter me bleken oude vrienden van mijn ouders te zitten. Zij, Francien heet ze, vertelde dat ze als vrijwilliger bezoeken aflegt aan uitgeprocedeerden in het grenshospitium. En ze had twee van die omgekomen jongens gekend.
Er werd mooi gesproken in de kerk. Kader Abdollah zei sorry. ‘Sorry dat jullie uitgeprocedeerden nog nooit belasting hebben mogen betalen. Als ex-vluchteling kan ik, Kader Abdollah, je vertellen dat dat het mooiste is wat er bestaat: belasting betalen in een democratie als Nederland. Sorry ook dat je je kinderen nog nooit hebt kunnen meenemen naar een restaurant, ook al was je hier al 10,12,14 jaar. Sorry!’

Ed van Thijn hielp ons herinneren aan 26.000 asielzoekers die jaren in onzekerheid zitten. Aan de politiecontracten met premies om illegalen op te pakken; aan pogingen om als land minder aantrekkelijk te zijn voor nieuwkomers dan de ons omringende landen. Een Imam sprak een woordje, de pastor ook, wij zongen een moderne psalm (ik ook) en er werden kaarsen aangestoken. En ook het personeel van de gevangenis op Schiphol Oost werd niet vergeten, want, zo zei de pastor, 'die weten vast niet waar ze het zoeken moeten'.

In- en ìn- nette mensen, daar in die Dominicuskerk! Mensen die compassie tonen, die weten wat normen en waarden zijn. Dat hoeven ze niet van een politicus te leren, en ze hoeven het ook niet aan een ander op te dringen. Christenen. En zoals u weet, dat ben ik niet. Toch was er ook voor een atheist/humanist zoals ik nog heel veel te halen. En niemand die dat drama voor de eigen profilering poogde aan te wenden.

Aan de normen en waarden die daar werden getoond kan het hele kabinet nog een puntje zuigen: ruimte voor de andersdenkenden, aandacht voor de onderdrukten, vergeving van fouten en oprechte interesse.
Maar het was er dus niet uitverkocht. U had er best nog bij gekund.

De samenleving verhardt. Maar gelukkig bestaan er dus nog pareltjes zoals de mensen in de Dominicuskerk. Zoals de aanwezigen in die kerk met elkaar omgingen, zo hoort een samenleving met elkaar om te gaan, zo hoort een overheid met zijn burgers om te gaan: compassie tonen, mensen een tweede kans gunnen en het goede voorbeeld geven. Dat is op de een of andere manier uit de definitie van normen en waarden gevallen.

Het huidige kabinet weet enig gevoel van saamhorigheid elke keer weer vakkundig om zeep te helpen. Ministers legden vrijdagochtend apart een krans voor de doden van de Schipholbrand. Overlevenden en nabestaanden mochten er niet bij zijn. Minister Van der Hoeven stelde voor dat scholen met meer dan 80% achterstandsleerlingen niet meer voor al die kinderen betaald krijgen. Eigen schuld dikke bult, had je die school maar niet zo zwart moeten laten worden.
Al jaren zitten we te wachten op de nieuwe inburgeringswet van minister Verdonk. Haar voorstel om genaturaliseerde Nederlanders ook tot inburgering te verplichten, haalde het natuurlijk niet, maar het schisma was al aangebracht. Wat ik zei, daar werd het gevoel van saamhorigheid weer vakkundig om zeep geholpen.

Voorzitter,
Het is nu november 2006, 2 jaar na de moord op Theo van Gogh. En ondanks dat wij er in Amsterdam alleen voor staan – want Aboutaleb heeft daar natuurlijk het gelijk aan zijn zijde - is het in deze stad relatief rustig gebleven. Met ‘Wij Amsterdammers’ is alles in het werk gesteld om de mensen in de stad met elkaar te laten praten. Of het nu echt zoden aan de dijk heeft gezet, of dat Amsterdammers over het algemeen in en ìn nette mensen zijn, dat weet ik niet.

Als we nog eens kijken naar ‘Wij Amsterdammers’, als we al die projecten nog eens onder de loep nemen, dan moeten we toch vaststellen dat het vrijwel allemaal ouderwets welzijnswerk is. Maar waarom moet ouderwets welzijnswerk eigenlijk in zo’n programma? Hadden we dat dan niet meer? Wat doen die welzijnsstichtingen dan? Hoeveel jongerenwerkers staan er eigenlijk nog uit te waaien op straathoeken? Niet genoeg.

Ik hoorde laatst een verhaal van een straathoekwerker op de Wallen. Zij besteedt een kwart van haar tijd aan administreren. Elk praatje met een junkie moet worden vastgelegd, ook als je gewoon vraagt hoe het met haar voeten gaat. Als je voor zo iemand iets wilt doen, een bezoek van de dokter of toch maar weer eens naar de Jellinek, en je slaat aan het bellen, dan kan blijken dat je niks mag doen. Want ze is jouw klant niet. Ze hoort bij een andere zorginstelling. Maar dat was ze even vergeten. Gelukkig is daar een oplossing voor. Een speciaal formulier, waarmee die verloren tijd toch tot declarabele uren leidt. Dus geen doktersbezoek, maar wel betaalde tijd. Uurtje factuurtje.

We raken kostbare tijd kwijt die op straat moet worden doorgebracht aan doorrekenen en afrekenen. Deels is dat bureaucratie en deels zijn we het ontwend direct op mensen af te stappen. Achter een bureau zitten heeft meer status dan de straat op gaan, en het is ook een stuk minder eng en moeilijk. Je krijgt geen grote bek, en je hebt ook niet met de grillige werkelijkheid te maken. Op straat gebeuren ongeplande dingen, dingen die afleiden van je taakomschrijving en streefcijfers. Dan maar liever veilig achter je bureau monitoren en evaluatierapporten schrijven. Meten is weten, en dan hoef je niks te vinden. Van die mentaliteit moeten we af. Medewerkers van de gemeente moeten er op uit. De straat op gaan of voor de klas staan, moet weer status krijgen. Het is eigenlijk van de zotte dat dat uitvoerende werk slechter betaalt en in lager aanzien staat dan een beleidsfunctie.

Hoeveel bestuurs- en besluitlagen, directeuren, teamleiders en beleidsmakers zitten er eigenlijk tussen een wethouder en een jongerenwerker op straat? Kunnen er daar niet wat tussenuit? Moet ouderwets welzijnswerk niet gewoon gedaan worden door welzijnstichtingen in plaats van extra aangevuld uit de crisispot van ‘Wij Amsterdammers?’Ik dien daar aan het einde een motie over in.

Amsterdam zet alle zeilen bij om iedereen in de stad een kans te geven. Er wordt hard getrokken aan werk, aan de nieuwe Wet Maatschappelijke Ondersteuning, aan onderwijs met speciale aandacht voor kinderen met een achterstand, maar dit kabinet werkt bepaald niet mee. Ik noemde al eerder die korting op geld voor de onderwijsachterstanden. Maar in de begroting voor 2007 staat wat dat betreft een tekenend dieptepunt: Amsterdammers die wachten op een baan in de sociale werkvoorziening, maar wel al medisch gekeurd zijn, krijgen nu alvast een baan bij de WRA en een (te lage) bijstandsuitkering. En dat mag niet meer van het Rijk. Die mensen moeten maar gewoon thuis gaan zitten, tot er weer een salaris overschiet. Dat soort regels sluit mensen uit. Het maakt dat de ‘outsiders’ keer op keer hun neus stoten op de arbeidsmarkt.


GroenLinks vindt dat werk moet lonen. Ik wil mensen niet afschepen met een beroerde uitkering. Ik wil dat ze een kans krijgen.
Daarmee kiezen we voor activering. Want echt emanciperen doe je door te participeren. Als we blijven vasthouden aan starre regels en de sociale zekerheid blijven ophangen aan de mensen die al een vaste baan hebben, blijven de ‘outsiders’ buiten staan. De vrouwen, de allochtone jongeren, de voormalig WAO-ers, de WSW’ers.
GroenLinks wil een 100% samenleving, waarin iedereen zijn steentje bijdraagt en iedereen ook erkenning krijgt voor dat steentje. Erkenning in deze samenleving gaat door het loonzakje. Word je betaald voor je werk of is het liefdewerk oud papier?

Amsterdam wil mensen aan het werk helpen, en poogt tegelijkertijd een nijpend armoedeprobleem het hoofd te bieden. Maar we moeten het doen met ouderwetse maatregelen verpakt in een nieuwe wet: de Wet Werk en Bijstand.
Het blijft mij een doorn in het oog dat de bijstand niet gewoon gebruikt kan worden als bouwsteen om tot een fatsoenlijk salaris te komen. Laten we wel wezen, het salaris van een rijks- of gemeenteambtenaar komt uit hetzelfde potje als de bijstand. Als we dat onderkennen is het nog maar een kleine stap naar andere arbeidstakken.
Wat dat betreft heb ik hoge verwachtingen van de ‘nieuwe minister van Sociale Zaken’. Als Ahmed Aboutaleb naar Den Haag gaat, is dat misschien het beste dat Amsterdam zou kunnen overkomen.

Voorzitter,
Het Rood-Groene college. Wat geniet ik daarvan: we trekken twaalf miljoen euro uit voor groen in de stad, we stellen de armoedemaatregelen open voor meer mensen, vooral ook voor de werkende armen; allochtone zelforganisaties worden weer erkend als binders in de samenleving en kunnen rekenen om meer geld; we privatiseren Schiphol niet, we proberen eindelijk echt waar te maken dat daklozen niet meer tegen hun zin op straat hoeven te slapen, we vinden dat kraken moet mogen, we pleiten niet meer voor wegen op palen door het Gein, we zijn tegen prestatiecontracten op arrestaties van illegalen en Rood-Groen pakt de hoge salarissen bij het GVB aan. Kortom een coalitie waarin wij ons duidelijk herkennen en waarin wij ons bijzonder thuis voelen.

Er is misschien één nadeel: het is een beetje saai. Vier jaar geleden gingen de kersverse wethouders rollebollend over straat. Over het Stedelijk Museum, over de Dôme in Noord, over elkaar.
En nu? Niets van dat alles. Hier zit een college dat echt een eenheid is en dat collegiaal bestuur hoog in het vaandel heeft. Dit college maakt wel ruzie, maar niet met elkaar, maar met Den Haag. En zo mag ik dat graag zien.
En wat moet je dan als oppositie en journalistiek? Een oude prak steeds maar weer opnieuw opwarmen. GroenLinks en PvdA zijn het niet eens over preventief fouilleren dus dat moet wel tot grootse ruzies leiden. Ruzies immers – zo weet men van het vorige college – horen er gewoon bij.
Of een andere riedel is steeds zeggen dat het nieuwe programakkoord niet groen en niet links genoeg is. De verwachtingen waren kennelijk wel heel erg hoog gespannen. Nee, Mark van der Horst is inderdaad nog niet naar Wit-Rusland gevlucht. Maar wel naar Heemskerk. In een coalitie moet je nou eenmaal compromissen sluiten.

Voorzitter,
Onethisch. Onethisch. Zo noemt Al Gore de manier waarop wij mensen met de wereld omgaan. Zijn film ‘An Inconvenient Truth’ (een onwelkome waarheid) gaat over een monster met veel tentakels: het broeikaseffect. Hij vertelt je de waarheid, ook al wil je hem niet horen: koolstofdioxide (CO2) en uitstoot van ander broeikasgassen leidt tot opwarming van de aarde. Dat doet de ijskappen op de polen smelten en de zeespiegel stijgen.

In New Orleans waren de dijken zwak. Achterstallig onderhoud en achterhaalde methodes. Dat moet je ook niet doen met een stad onder zeeniveau. Weten ze daar dan niet dat dijken onderhouden een zaak is van leven of dood? Wat waren wij Nederlanders trots toen onze specialisten die kant op mochten om dat eens haarfijn uitteleggen. En toen er een delegatie uit New Orleans op de Oosterscheldekering stond. Waar een klein landje groot in kan zijn.

Maar hogere dijken bouwen is struisvogelpolitiek, na mij de zondvloed. Gore laat zien dat de noordpool in de laatste veertig jaar veertig procent van zijn ijsmassa is kwijt geraakt. En als we zo door gaan, smelt Groenland. Daarmee stijgt de zeespiegel zes tot zeven meter. Hoe hoog wordt dan het Nieuw Amsterdams Peil? Dat maakt dan niet meer uit, want Amsterdam is dan weggespoeld. En Schiphol trouwens al eerder.

De ontkenning van het broeikaseffect, van milieuvervuiling in het algemeen en de overtuiging dat het mijn tijd nog wel zal duren, dat is het grootste gevaar.
Maar waarom wordt het broeikaseffect gebagatelliseerd?
Dat is, zeg ik met Al Gore, omdat erkenning betekent dat er geen ontkomen meer aan is, en stevig ingrijpen onvermijdelijk. En dat is niet leuk. Het is daarmee ook een morele vraag aan de westerse samenleving. Namelijk: durven we de waarheid, deze waarheid, onder ogen te zien en te erkennen dat wij (!) het vooral zijn die in een paar decennia de volledige energievoorraad op maken en daarmee alles naar de gallemiezen helpen?

De politiek lost het liefst problemen op waar burgers NU aandacht voor vragen. De rest kan wel tot morgen wachten. Bij sluipende milieuproblematiek ontbreekt daarmee elke keer het gevoel van urgentie. Maar als Gore een plaatje laat zien waarin Amsterdam onder water staat, wordt die urgentie toch grijpbaar? Alle Amsterdamse kinderen zouden dat gevoel van urgentie moeten voelen. Laat ze allemaal naar die film gaan.
Burgemeester Cohen, u was bij de première. Toen u thuis kwam, wat dacht u toen? Zitten we eigenlijk nog wel droog in Amsterdam? En, beste raadsleden, u, u zou die film ook moeten gaan zien. En dan ben ik benieuwd of u vindt dat Amsterdam wel genoeg doet om deze ramp te voorkomen. En of u de conclusie van GroenLinks deelt: Het is alle hens aan dek. Het is vijf voor twaalf.

Voorzitter,
Ter afsluiting wil ik hierbij drie moties indienen. Eentje om het welzijnswerk door te lichten en terug te brengen tot zijn kerntaken, eentje om de gemeentelijke gebouwen energieneutraal te maken, en de laatste om alle Amsterdamse scholieren naar de film ‘an Inconvenient Truth’ te laten gaan.

Judith Sargentini